Uitspraak
Reef,
JPB,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de memorie van grieven,
3.De beoordelingVermindering van eis
Vaststaande feiten
"Overwegende dat:-Reef is een wegenbouwer met eigen asfaltmolens, werkzaam in een concurrerende markt, op
zoek naar mogelijkheden om asfalt tegen een zo laag mogelijke prijs te produceren door haar
grondstoffen zo goedkoop mogelijk in te kopen, waarbij een tijdige en voldoende levering
volgens planning van Reef zal worden zeker gesteld;
- Reef de producent Lotos in Polen bereid heeft gevonden bitumen tegen een concurrerende prijs
te leveren maar Lotos niet kan garanderen dat de levering van bitumen gedurende de
zomermaanden tijdig en volgens planning van Reef zal plaatsvinden;
- JPB een dienstverlenend bedrijf is met ervaring in opslag van vloeibare stoffen in tanks dat
beschikt over eigen steigers voor het laden en lossen van schepen en bereid is haar expertise ter
beschikking te stellen van Reef;
- partijen zijn overeengekomen op exclusieve basis samen te werken ten behoeve van het
inkopen, vervoeren, opslaan en distribueren van bitumen, inclusief alle laad en
loswerkzaamheden, onder de voorwaarden zoals vastgelegd in deze overeenkomst van
dienstverlening, hierna te noemen "de Overeenkomst".
verklaren partijen te zijn overeengekomen als volgt:Artikel 1 - DoelstellingHet doel van deze Overeenkomst is het door JPB inkopen van een, jaarlijks door Reef op te
geven, hoeveelheid bitumen bij de producent Lotos in Polen, het transporteren, opslaan en
daarvoor benodigde laad- en loswerkzaamheden, onder de voorwaarden vastgelegd in deze
Overeenkomst.
(…)
Artikel 3 - Verplichtingen van Reef1. Reef zal jaarlijks uiterlijk op 1 november, voor het eerst op 1 november 2010, aan JPB een
schriftelijke opgave verstrekken van de hoeveelheid bitumen, uitgesplitst per bitumensoort
die Reef verwacht gedurende het daaropvolgende kalenderjaar, voor het eerst voor 2011, te
gaan afnemen. Hierbij geldt een minimum afnameverplichting van 20 000 Mt op jaarbasis.
Bij de hiervoor bedoelde schriftelijke opgave zal een exemplaar van de productiebladen van
alle af te nemen soorten bitumen worden gevoegd.
(…)
Artikel 4 - Verplichtingen van JPB(…)
2. JPB zal de verscheidene soorten bitumen tijdig en zo gunstig mogelijk inkopen, e.e.a. in
afstemming met en na schriftelijke goedkeuring van Reef, conform de door Reef jaarlijks,
overeenkomstig artikel 3.1 vóór aanvang van elk jaar aan JPB opgegeven totale
jaarhoeveelheden.
3. JPB zal bij Lotos in Polen de bitumen laden, transporteren naar haar opslaglocatie, lossen en
gescheiden naar bitumensoort in opslag nemen en de bitumen vervolgens op afroep van Reef
laden, transporteren en tijdig lossen op door Reef aan te geven locaties in Nederland.
(…)
Artikel 5 - VergoedingenDe vergoeding die JPB toekomt voor het leveren van zijn diensten bestaat uit twee componenten: 1) een vaste vergoeding voor het opslaan en leveren van de bitumen en 2) een variabele vergoeding voor het transport van de bitumen. Het transport behelst enerzijds het traject van Gdansk naar Delfzijl en anderzijds het traject van de opslaglocatie te Delfzijl naar een door Reef op te geven locatie.
1.Vaste vergoedingDe vaste vergoeding voor het opslaan en leveren van de bitumen wordt berekend met deformule:Vaste vergoeding (EUR)* = ((1,28 * FO - 0,28 * GO) = O) * f + yhierin is:FO: Het rekenkundige gemiddelde van de dagelijkse noteringen aan de "Platt's EuropeanMarketscan" voor "Northwest Europe Barges FOB Rotterdam Fuel Oil 3.5% Sulphur" inUSD over de kalendermaand waarin de Bitumen bij Lotos geladen is.GO: Het rekenkundig gemiddelde van de dagelijkse noteringen aan de "Platt's EuropeanMarketscan" voor "Northwest Europe Barges CIF NWE Gasoil 0.1%" in USD over dekalendermaand waarin de Bitumen bij Lotos geladen is.(…)De formule is gefixeerd voor een periode van tenminste drie jaar ingaande per 1 januari 2011.Over eventuele aanpassing van (onderdelen van) de formule na afloop van deze periode zal minimaal 9 maanden voorafgaand aan de datum van aanpassing schriftelijke overeenstemming tussen partijen bereikt moeten zijn.(…)Indien Reef in enig jaar minder bitumen afneemt dan de vooraf opgegeven hoeveelheid, dan betaalt zij JPB een compensatie voor de vaste vergoeding ter grootte van (…).(…)Artikel 11 - Betalingsvoorwaarden1. De verschuldigde vergoedingen zoals vastgesteld in artikel 5 zullen op basis van eengespecificeerde onderbouwing van de daadwerkelijk afgenomen hoeveelheden bitumenmaandelijks achteraf gefactureerd worden. Uit bedoelde onderbouwing dient per transport inieder geval de leverdata, het afleveradres en de bitumensoort (gradatie) af te leiden te zijn.2. De rechtmatig ingediende facturen conform de leden 1 en 2 van dit artikel zullen binnen 30dagen na de rechtmatige factuurdatum worden betaald.(…)Artikel 13 - Duur en beëindiging van de overeenkomst1. Bij ondertekening van de Overeenkomst treedt deze in werking en wordt aangegaan voor eenperiode van minimaal 3 volledige kalanderjaren, ingaande 1 januari 2011, met een optie totverlenging van de Overeenkomst voor telkens 3 jaar. Indien reef deze Overeenkomst met 3jaar wenst te verlengen zal zij zulks uiterlijk 9 maanden voor afloop van een contractperiodeaan JPB moeten meedelen.(…)5. Indien aanpassing van de vergoedingen naar aanleiding van het gestelde in artikel 5 leidt toteen situatie waarin van één of beide partijen redelijkerwijs niet verlangd kan worden dat zijhaar verplichtingen uit deze overeenkomst nakomt zal deze in onderling overleg tussenpartijen worden beëindigd."
"De afgesproken bestelling na ons mondeling overleg vandaag is nu
12.600 ton Type 70/100
7.400 ton Type 50/70
Met als gevolg dat de laadtijden van het transport naar ca. 11 maart en ca. 16 maart en ca. 29 maart gaan."
"Voor wat betreft de levering van het 4e schip naar Delfzijl werden wij in het overleg van 6 april 2011 onverwachts geconfronteerd met de opmerking dat hierop het prijsniveau van april van toepassing zou zijn. Dit is strijdig met hetgeen wij op 10 maart 2011 met elkaar hebben afgesproken. Toen is namelijk door JPB aangegeven dat wellicht 1 schip door kon schuiven naar april als gevolg van de planning van schepen en de planning van Lotos. Expliciet is toen afgesproken dat dan het prijsniveau van maart van toepassing zou is. Dit hebben jullie mondeling bevestigd, waarbij jullie met elkaar ([B] en [C]) hebben afgesproken dat dit schriftelijk wordt bevestigd richting Lotos. Reef Infra gaat er vanuit dat deze afspraak wordt nageleefd (of te wel voor ca. 5.000 ton is februari de basis en voor ca. 15.000 ton is maart de basis)."
"Contractueel is Reef verplicht uiterlijk 1 november een planning in te dienen bij JPB over de door haar gewenste hoeveelheden en soorten bitumen. Deze verplichting is Reef niet nagekomen. Gedurende de maand januari en februari heeft JPB meerdere keren zowel mondeling als schriftelijk aangedrongen bij Reef om te komen tot een definitieve beslissing over de bestellingen omdat het anders moeilijk zou worden alle leveringen voor april te doen plaatsvinden. Op 17 februari heeft Reef de planning van de af te nemen bitumen nog weer gewijzigd (bijlage 5). De late planning en bestelling heeft tot gevolg gehad dat zowel de scheepstransporteur als Lotos niet meer konden garanderen dat alle resterende transporten nog in maart konden plaatsvinden. JPB heeft daarop op 10 maart Reef geïnformeerd dat 1 schip door kon schuiven richting april als gevolg van de planning van schepen van de scheepstransporteur en de planning van Lotos.
Een toezegging van JPB dat het prijsniveau van maart daarbij van toepassing zou moeten zijn moet rusten op een misverstand. Het onderling overleg tussen ondergetekenden betrof de vraag of de formule zoals gehanteerd voor het bepalen van de prijs van de bitumen ook in april nog van toepassing zou zijn. Dit was het geval. De prijsbepaling voor de vierde levering zal dan ook plaatsvinden conform de formule zoals vastgelegd in het contract (artikel 5). Wij hebben u onlangs een voorlopige berekening van de bitumenprijs doen toekomen."
Bespreking van de grieven
Het eerste onderwerp betreft de prijs die JPB in rekening mag brengen voor de met het vierde schip geleverde bitumen. De rechtbank heeft JPB gevolgd in haar betoog dat de prijs van april 2011, en niet van maart 2011, in rekening mag worden gebracht en dat Reef derhalve ten onrechte de facturen van JPB die uitgaan van de prijs per april 2011 heeft gecorrigeerd. Met
de grieven I tot en met IIIkomt Reef op tegen dit oordeel van de rechtbank.
Het tweede geschilpunt betreft de omvang van de zogenaamde compensatievergoeding als bedoeld in de laatste alinea van artikel 5.1 van de overeenkomst van dienstverlening. De rechtbank heeft de vordering van JPB, die is gebaseerd op een omvang van 561,87 ton, toegewezen en heeft Reef dan ook niet gevolgd in haar betoog dat uitgegaan moet worden van 149,02 ton.
Dit geschilpunt wordt in
de grieven IV tot en metVI aan de orde gesteld.
Het derde geschilpunt betreft de vraag of wettelijke (handelsrente) verschuldigd is over de facturen van 3 oktober, 1 november en 1 en 29 december 2011, zoals JPB stelt, maar Reef betwist. Met
de grieven VII en VIIIkomt Reef op tegen het oordeel van de rechtbank dat wel wettelijke handelsrente is verschuldigd.
Hoge Raad 19 januari 2007,ECLI:NL:HR:2007:AZ3178). Bij dit alles heeft te gelden dat indien bij de uitleg van een overeenkomst groot gewicht toekomt aan de taalkundige betekenis van de gekozen bewoordingen, de overige omstandigheden van het geval kunnen meebrengen dat een andere (dan de taalkundige) betekenis aan de bepalingen van de overeenkomst moet worden gehecht. Beslissend blijft immers de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
geladen, maar de verplichting er voor te zorgen dat de bitumen tijdig (en in overleg en na goedkeuring van JPB) worden
ingekocht. Daaruit volgt, naar het oordeel van het hof, dat indien JPB de bitumen tijdig inkoopt, JPB door het enkele feit dat het laden van de bitumen later plaatsvindt dan op het moment van het (tijdige) inkopen tussen partijen is vastgelegd, nog niet toerekenbaar tekortschiet in de nakoming van haar verplichtingen op grond van artikel 4.2 van de overeenkomst van dienstverlening. JPB is dan ook door het enkele feit dat de bitumen op een later moment wordt geladen niet schadeplichtig jegens Reef voor het verschil tussen de door het latere laden verschuldigde daadwerkelijke prijs en de op het moment van het inkopen te verwachten prijs. In dat geval zou tussen partijen alsnog de prijs gelden van het afgesproken tijdstip van laden van het schip.
Allereerst is de regel van artikel 5.1 duidelijk: indien Reef minder bitumen afneemt dan de overeengekomen hoeveelheid, dient zij JPB een vergoeding te bepalen, waarvan de hoogte in de overeenkomst nauwkeurig is bepaald. Het was Reef van meet af aan duidelijk, had haar althans duidelijk kunnen zijn, wat de consequenties waren van het minder afnemen dan de overeengekomen hoeveelheid bitumen.
Vervolgens is gesteld noch gebleken dat Reef in 2011 door omstandigheden die niet in haar risicosfeer lagen buiten staat was de overeengekomen hoeveelheid bitumen af te nemen. Reef heeft om haar moverende redenen ervoor gekozen in 2011 de overeengekomen hoeveelheid niet volledig af te nemen. Deze beide omstandigheden kunnen dan ook niet bijdragen aan het oordeel dat het beroep van JPB op het bepaalde in artikel 5.1 naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Deze keuze ligt in haar risicosfeer, niet in die van JPB.
Voorts ziet Reef er aan voorbij dat indien de compensatievergoeding inderdaad, zoals zij stelt, een vergoeding betreft voor de opslag van bitumen het enkele feit dat een gering deel van de overeengekomen hoeveelheid niet daadwerkelijk opgeslagen is geweest, niet betekent dat JPB voor dat deel geen kosten heeft moeten maken. Tussen partijen staat niet ter discussie dat JPB opslagtanks beschikbaar heeft gesteld voor de opslag van de voor Reef bestemde bitumen. De met het beschikbaar stellen van deze tanks gemoeide vaste kosten heeft zij sowieso moeten maken.
Dat Reef in 2012 heeft aangeboden de bitumen alsnog af te nemen, maar JPB toen niet meer kon leveren, kan evenmin bijdragen aan een geslaagd beroep op artikel 6:248 lid 2 BW. Reef ziet er aan voorbij dat voor de verschuldigdheid van de compensatievergoeding doorslaggevend is of de bitumen in 2011 is geleverd. Een eventuele “achterstallige” levering in 2012 staat dan ook niet in de weg aan de verschuldigdheid van de vergoeding over de in 2012 geleverde hoeveelheid.
29 december 2011 heeft Reef wel, in grief VIII, gegriefd.
Ten aanzien van de factuur van 1 december 2011 staat niet ter discussie dat bij deze factuur niet alle weegbrieven van de in deze factuur in rekening gebrachte leveringen waren gevoegd. Nu JPB zelf heeft aangevoerd dat op de weegbrieven de leverdatum, het afleveradres en de bitumensoort staan vermeld, en zij niet heeft aangevoerd dat deze gegevens elders in de factuur of in bij de factuur gevoegde stukken waren vermeld, voldeed de factuur niet aan de vereisten van artikel 11.1. JPB heeft, niet (gemotiveerd) weersproken door Reef, gesteld dat zij de ontbrekende weegbrieven op 7 december 2011 aan Reef heeft doen toekomen. Volgens haar staan de ontbrekende gegevens in die vrachtbrieven vermeld. Reef heeft dat niet gemotiveerd weersproken. Uit de overgelegde correspondentie over de factuur volgt niet dat Reef na ontvangst van de vrachtbrieven behoefte had aan aanvullende informatie. Voor de factuur van 1 december 2011 kan dan ook worden uitgegaan van
7 december als "rechtmatige factuurdatum". Voor zover de rechtbank is uitgegaan van
1 december 2011 slaagt de grief.
Ten aanzien van de factuur van 29 december 2011 geldt het volgende. Volgens Reef ontbraken bij een aantal van de in deze factuur in rekening gebrachte leveringen de hoeveelheden en de samenstelling van de bitumen. JPB heeft echter aangevoerd dat alle vrachtbrieven waren bijgevoegd, welke stelling niet door Reef is weersproken. De overgelegde correspondentie over de factuur biedt ook geen aanknopingspunt voor de veronderstelling dat er vrachtbrieven ontbraken. Reef heeft haar betoog dat de factuur niet voldeed aan de vereisten van 11.1 van de overeenkomst van dienstverlening dan ook onvoldoende onderbouwd. De grief faalt dan ook ten aanzien van de factuur van 29 december 2011.
mr. R.E. Weening, die daartoe zitting zal houden in het paleis van justitie aan het Wilhelminaplein 1 te Leeuwarden en wel op een nader door deze vast te stellen dag en tijdstip;
beidepartijen, van hun advocaten en van de getuigen zal/zullen opgeven op
de roldatum van dinsdag 9 september 2014, waarna de raadsheer-commissaris dag en uur van het verhoor (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) vaststelt;
26 augustus 2014.