Uitspraak
[appellante],
[geïntimeerde],
1.Het geding in eerste aanleg
aan de man wordt toegedeeld:
- [B.V.];
- de participaties in de Vastgoedmaatschappij [A] met de nummers 39 en 41, zonder enige verrekening;
- de gemiddelde waarde van de effecten bij de Robeco Groep N.V. van (afgerond) € 44,-, evenals het saldo van het Roparcotegoed van € 1.200,-, met dien verstande dat de man de helft van dit saldo, dus een bedrag van € 600,- aan de vrouw dient te voldoen;
- drie Doelcompas-certificaten met de nummers [nummer], [nummer] en [nummer], met dien verstande dat de man de helft van de totale waarde van € 3.222,-, dus een bedrag van € 1.611,-, aan de vrouw dient te voldoen;
- de auto van het merk Jaguar met het kenteken [kenteken] met dien verstande dat de man de helft van de waarde van € 9.500,-, een bedrag van € 4.750,-, aan de vrouw dient te voldoen.
Voorts heeft de rechtbank bepaald dat de man binnen vier weken na dagtekening van de beschikking van 1 mei 2013 aan de vrouw als voorschot op het bedrag dat hij aan overwaarde aan haar zal moeten betalen, een bedrag van € 100.000,- dient te voldoen. De beschikking waarvan beroep is tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
De rechtbank heeft afgewezen hetgeen met betrekking tot voormelde vermogensbestanddelen, de geschatte huuropbrengst van de recreatievilla op Ameland, de voormalige echtelijke woning en het voorschot meer of anders is verzocht.
Met betrekking tot de verrekening/verdeling van alle overige vermogensbestanddelen heeft de rechtbank de beslissing aangehouden, en bepaald dat partijen zich daarover schriftelijk bij akte, voorzien van de in de beschikking omschreven (recente) bewijsstukken, ter rolzitting van dinsdag 4 juni 2013 nader dienen uit te laten. De rechtbank heeft daarbij bepaald dat partijen vervolgens over en weer de gelegenheid hebben om uiterlijk ter rolle van 25 juni 2013 schriftelijk bij akte te reageren, waarna de rechtbank ernaar streeft om vervolgens binnen vier weken een (eind-)beschikking te geven, behalve wanneer door partijen en/of de rechtbank een nadere behandeling ter zitting noodzakelijk dan wel wenselijk wordt geacht.
2.Het geding in hoger beroep
A. Het pand aan [adres 1] toe te scheiden aan de man tegen een bedrag van € 825.000,- onder de voorwaarde dat de man de hypothecaire schuld, rustende op deze villa voor zijn rekening zal nemen, de vrouw zal vrijwaren en ervoor zal zorgdragen dat zij uit het hypothecaire verband zal worden ontslagen, onder de verplichting van de man de helft van de overwaarde aan de vrouw uit te keren;
B. Te bepalen dat het pand [adres 2] wordt toegescheiden aan de man tegen een waarde van € 194.000,-, onder de verplichting de op dit pand rustende hypothecaire schuld voor zijn rekening te nemen en te houden, de vrouw te vrijwaren en ervoor zorg te dragen dat zij uit het hypothecaire verband zal worden ontslagen;
C. Te bepalen dat de waarde van de echtelijke woning aan [adres 3] geheel tussen partijen dient te worden verrekend en de man te verplichten de vrouw de helft van de overwaarde (subsidiair: de waardevermeerdering vanaf 1994) uit te keren, onder de verplichting van de man de hypothecaire schuld, rustende op deze woning, voor zijn rekening te nemen, de vrouw te vrijwaren en ervoor zorg te dragen dat zij uit het hypothecaire verband zal worden ontslagen;
D. De man te veroordelen om aan de vrouw een bedrag van € 25.000,- te vergoeden ter zake van de huuropbrengsten van de recreatievilla te Ameland;
E. Vast te stellen dat de rekening op de SNS Bank met nummer [rekeningnummer] niet een negatief saldo vertoont van € 15.135,-, maar van € 9.940,14;
F. Te bepalen, c.q. vast te stellen, dat de rekening-courantschuld van de [B.V.] geheel voor rekening van de man komt, zonder nadere verrekening;
G. Voor recht te verklaren/in rechte vast te stellen dat de levensverzekeringen, c.q. lijfrentes niet moeten worden aangemerkt als pensioen zoals bedoeld in de artikelen 12 en 13 van de huwelijkse voorwaarden, maar tussen partijen moeten worden verdeeld bij helfte;
H. Te bepalen dat de man aan de vrouw een voorschot dient uit te keren van € 200.000,- binnen 14 dagen na dagtekening van de door het hof te geven beschikking.
I. Te bepalen dat de in de verdeling/verrekening te betrekken hypothecaire geldlening die op de recreatievilla [adres 1] rust € 554.755,- bedraagt, alsmede te bepalen dat de op het pand aan het [adres 2] rustende hypothecaire geldlening € 300.000,- bedraagt, zodat de totale overwaarde van de aan partijen in mede-eigendom toebehorende [recreatievilla]te Ameland en het pand aan [adres 2] € 30.975,- bedraagt, tot welk bedrag partijen ieder bij helfte gerechtigd zijn;
II. Te bepalen dat de in de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland d.d. 1 mei 2013 genomen beslissing om bij wijze van voorschot aan de vrouw een bedrag toe te kennen van € 100.000,- ten laste van de man, te vernietigen en opnieuw rechtdoende te bepalen dat de vrouw geen enkel bedrag aan voorschot toekomt.
3.De feiten
"Artikel 1De echtgenoten zijn met uitsluiting van elke gemeenschap van goederen gehuwd.(…)Artikel 51. De kosten van de gemeenschappelijke huishouding (…) worden voldaan uit de netto-inkomens der echtgenoten naar evenredigheid daarvan; voorzover deze inkomens ontoereikend zijn, worden deze kosten voldaan uit ieders netto-vermogen naar evenredigheid daarvan.2. Onder netto-inkomen wordt verstaan het inkomen onder aftrek van de daarover verschuldigde belasting op inkomen, premieheffing-volksverzekeringen en andere wettelijke inhoudingen of heffingen. Onder netto-vermogen wordt verstaan het vermogen onder aftrek van de daarover verschuldigde belasting op vermogen.(…)Artikel 8De echtgenoten verplichten zich over elk kalenderjaar hetgeen van hun netto-inkomen in de zin van artikel 5, onder aftrek van hetgeen daarvan is besteed voor de gemeenschappelijke huishouding, overblijft onderling te verrekenen in die zin, dat de ene echtgenoot een vordering verkrijgt op de andere echtgenoot ten bedrage van de helft van het aan diens zijde overblijvende als hiervoor bedoeld. Indien de echtgenoten over en weer een vordering op elkaar krijgen worden de vorderingen gecompenseerd tot het bedrag van de kleinste vordering. Indien aan een echtgenoot langs andere weg iets ten goede komt of is gekomen van het overblijvende van het inkomen van de andere echtgenoot, wordt zijn vordering dienovereenkomstig verminderd.Artikel 91. De uitkering van het verschuldigde moet gedaan worden binnen twee jaar na afloop van het desbetreffende kalenderjaar.2. Ingeval gewichtige redenen zich verzetten tegen prompte voldoening zullen de echtgenoten een redelijke betalingsregeling - al of niet met zekerheidsstelling - treffen waarbij de belangen van beiden in acht genomen worden.Artikel 10Het recht tot het vorderen van de verrekening vervalt indien deze niet binnen twee jaar na afloop van het desbetreffende kalenderjaar heeft plaatsgehad of schriftelijk gevorderd is.Artikel 11Geen verrekening heeft plaats:a. over de tijd, dat de echtgenoten anders dan in onderling overleg niet samenwonen of dat tussen hen scheiding van tafel en bed bestaat;(…)Artikel 12Aanspraken op pensioen en hetgeen daarvoor is opgeofferd worden niet verrekend overeenkomstig artikel 8, echter met uitzondering van periodieke uitkeringen die vervallen ingevolge een recht op ingegaan pensioen.Artikel 13Er vindt geen verrekening plaats van de waarde van aanspraken op al of niet ingegaan pensioen."
"Door [geïntimeerde] wordt aangebracht:2 witte leren stoelen, verchroomd; 1 leren grijze bank en bijzettafel (wit); 2 rode stoeltjes; wandmeubel, waarin een televisie en stereoinstallatie (tuner, versterker, cassettedeck, platenspeler etc.); glastafel; plexiglas lamp op poot; art-deco theewagen; televisie; keukentafel en vier stoelen; bureau studeerkamer met wandmeubel en bureausstoel studeerkamer met wandmeubel en bureaustoel.alle zaken behorende tot de door hem onder eigen naam uitgeoefende tandartsenpraktijk in de rechtsvorm van éénmanszaak aan [adres 4].Door [appellante] wordt aangebracht:inventaris schoonheidssalon; inventaris babykamer; Arabia serviesgoed; Fins glasservies; antieke kraantjespot + antieke blauwe kopjes en zilveren lepeltjes; wasmachine; gasfornuis; gezichtsbruiner; verchroomde bijzettafel; koelkast."
4.De peildatum
5.De geschilpunten
elf grievenopgeworpen. De man heeft in incidenteel hoger beroep
twee grievenopgeworpen. Blijkens de grieven en de daarop gegeven toelichting spitst het geschil zich in hoger beroep toe op de volgende punten:
- de waarde en de toedeling van de recreatievilla op Ameland en van het pand aan [adres 2];
- de hoogte van de hypothecaire lening, verbonden aan de recreatievilla op Ameland en aan het pand aan [adres 2];
- de verrekening van de huurinkomsten van de recreatievilla op Ameland;
- de bewijsopdracht ten aanzien van de rekening-courantschuld;
- de verdeling/verrekening van de voormalige echtelijke woning aan [adres 3];
- de toedeling van [B.V.] aan de man;
- de lijfrentes;
- het door de man aan de vrouw te betalen voorschot.
Het hof zal deze punten achtereenvolgens behandelen.
6.Inleiding
7.De motivering van de beslissing in hoger beroepDe waarde en de toedeling van de recreatievilla op Ameland en het pand aan [adres 2] (grieven I, V en VI in principaal appel)
De hoogte van de hypothecaire lening, verbonden aan de recreatievilla op Ameland en aan [adres 2] (grief II in principaal appel en grief I-A en I-B in incidenteel appel)
Daarbij stelt de man zich in incidenteel appel op het standpunt dat de rechtbank ten aanzien van het pand aan [adres 2] ten onrechte is uitgegaan van een hypothecaire schuld ter hoogte van € 200.000,-. Volgens de man blijkt uit de overgelegde stukken dat ter zake van de aankoop van het pand een hypothecaire lening is verstrekt ter hoogte van € 300.000,-.
Partijen hebben op 7 juni 1996 gezamenlijk de villa op Ameland gekocht voor een bedrag van fl. 400.000,-. De man is daartoe een nieuwe hypothecaire lening aangegaan bij Nationale Nederlanden ter hoogte van fl. 525.000,-. De man en de vrouw hebben hierbij tot zekerheidsstelling het recht van hypotheek verleend op zowel de villa op Ameland als de woning aan [adres 3].
Op 6 november 1998 zijn de bestaande hypothecaire geldleningen overgesloten en zijn partijen één hypothecaire lening aangegaan bij ING Bank voor een bedrag van fl. 1.600.000,-, waarbij het recht van hypotheek is verleend op de woning aan [adres 3] en de villa op Ameland.
Op 12 maart 2003 sluiten partijen de hypothecaire geldlening opnieuw over, en sluiten zij een nieuwe lening af bij SNS Bank voor een bedrag van € 825.000,-. Dit bedrag valt uiteen in leningdelen van € 625.000,-, respectievelijk € 200.000,-. Er wordt een recht van hypotheek gevestigd op de woning aan [adres 3] en de villa op Ameland. Ter zake van de aflossing van de lening bij ING Bank zijn partijen boetes verschuldigd geraakt. Blijkens de nota van afrekening van Trip Advocaten & Notarissen d.d. 12 maart 2003 hebben partijen bij het afsluiten van de hypothecaire lening bij SNS Bank een bedrag ontvangen van € 87.250,29.
Op 10 november 2006 wordt het pand aan [adres 2] aangekocht voor een bedrag van € 180.000,-. Partijen hebben daarbij een hypothecaire geldlening bij SNS Bank afgesloten ter hoogte van € 360.000,-, waarbij het recht van hypotheek is verleend op de villa op Ameland, alsmede op het pand aan [adres 2].
Op 15 juli 2012 is de in 1998 afgesloten kapitaalverzekering die was verbonden aan de hypothecaire lening, tot uitkering gekomen. Een bedrag van € 113.700,- is direct uitgekeerd aan de begunstigde, de SNS Bank, en is in mindering gekomen op de lening ter hoogte van € 825.000,-.
Blijkens het jaaroverzicht 2012 van SNS Bank is er op 1 januari 2013 sprake van de volgende hypothecaire geldleningen:
- nr. .[nummer] ter hoogte van € 300.000,-;
- nr. .[nummer] ter hoogte van € 625.000,-;
- nr. .[nummer] ter hoogte van € 86.299,26.
De totale hypothecaire lening van alle panden bedroeg op 1 januari 2013 derhalve € 1.011,299,26.
Ten aanzien van de lening bij SNS Bank eindigend op het nummer [rekeningnummer] overweegt het hof dat € 200.000,- van deze lening betrekking heeft op het pand aan [adres 2]. Partijen zijn het er immers beiden over eens dat van de lening van € 300.000,- een bedrag van € 100.000,- is geïnvesteerd in de villa op Ameland.
Ten aanzien van de lening bij SNS Bank eindigend op nummer [rekeningnummer] overweegt het hof als volgt. Uitgaande van de oorspronkelijk afgesloten hypothecaire leningen voor de aankoop en verbouwing van de woning aan [adres 3] en de villa op Ameland rust op de woning aan [adres 3] een lening van fl. 550.000,- = € 249.579,- en op de villa op Ameland een lening van fl. 525.000,- = € 238.234. Op de lening bij SNS Bank is in juli 2012 een bedrag van € 113.700,- afgelost in verband met de uitkering van de kapitaalverzekering bij Nationale Nederlanden. Anders dan de man doet stellen, dient naar het oordeel van het hof te worden aangenomen dat dit bedrag zowel in mindering is gekomen op de lening ten behoeve van de woning aan [adres 3] als van de villa op Ameland. Bij het afsluiten van de kapitaalverzekering was er immers sprake van één enkele hypothecaire lening bij ING Bank, waarbij zowel de woning aan [adres 3] als de villa op Ameland als onderpand dienden. Uit de door de man overgelegde stukken kan voorts niet worden afgeleid dat de kapitaalverzekering enkel betrekking heeft gehad op de woning aan [adres 3]. Derhalve oordeelt het hof in redelijkheid dat de helft van de gedane aflossing kan worden toegerekend aan de hypotheek rustende op [adres 3], en de helft op de villa op Ameland. Ten aanzien van de woning aan [adres 3] resteert alsdan een hypothecaire lening van (€ 249.579,- minus € 56.850,- = ) € 192.729,-, en ten aanzien van de villa op Ameland resteert een hypothecaire lening van (€ 238.234,- minus € 56.850,- =) € 181.384,-. Nu partijen het erover eens zijn dat een bedrag van € 100.000,- van de lening bij SNS Bank eindigend op nummer [rekeningnummer] is gebruikt ten behoeve van de villa op Ameland, kan aan deze villa een lening worden toegerekend van € 281.384,-.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat van de hypothecaire geldleningen de volgende bedragen aan de betreffende panden kunnen worden toegerekend:
- € 192.729,- aan de woning aan [adres 3];
- € 281.384,- aan de villa op Ameland;
- € 200.000,- aan het pand aan [adres 2].
In totaal dus € 674.113,-. Nu de totale hoogte van de hypothecaire leningen bij SNS Bank € 1.011.299,26 bedraagt, is sprake van een lening ter hoogte van (€ 1.011.299,26 minus € 674.113,- =) € 337.187,- dat niet aan een van de panden kan worden toegerekend. Partijen hebben dit deel van de lening onder meer gebruikt voor het betalen van de boetes die met het oversluiten van de hypotheken gemoeid zijn geweest en hebben zichzelf voorts uitkeringen laten doen die niet in de panden zijn geïnvesteerd. Het hof stelt vast dat partijen in hun onderlinge verhouding ieder voor de helft draagplichtig zijn voor dit gedeelte van de hypothecaire geldlening bij SNS Bank.
De verrekening van de huurinkomsten van de recreatievilla op Ameland (grief III in principaal appel)
Nu het oordeel van de rechtbank op dit punt een eindbeschikking inhoudt, zal het hof hetgeen partijen zijn overeengekomen opnemen in het dictum van de te zijner tijd te geven eindbeschikking.
(productie 13 bij R)- gesteld dat de opnames uit rekening-courant vrijwel volledig zijn aangewend ter voldoening van de kosten van de huishouding. Dit gedeelte van de schuld komt naar de mening van de man voor verrekening in aanmerking.
toedelingvan deze schuld aan de man alleen al om die reden geen sprake kan zijn. De man is in privé een schuld aangegaan bij zijn onderneming, waarvoor in beginsel alleen hij aansprakelijk is. De man heeft evenwel onderbouwd gesteld dat een aanzienlijk gedeelte van de opnames die in rekening-courant zijn gedaan, is aangewend ter voldoening van de kosten van de huishouding. Dat zulks inderdaad het geval is kan tevens worden afgeleid uit de door de man overgelegde brief van het [administratiekantoor] van [B.V.] d.d. 25 juni 2012
(productie 15 bij K),waarin de boekhouder van de onderneming onder meer opmerkt dat in de afgelopen jaren nagenoeg de volledige winst na belasting in rekening-courant werd opgenomen ter dekking van privé-uitgaven.
Anders dan de vrouw stelt, kwalificeren de opnames uit rekening-courant in dit kader niet als netto-inkomen van de man ten laste waarvan de kosten van de huishouding gebracht kunnen worden. Die opnames betreffen immers geen dividenduitkeringen.
Voor zover een schuld is aangegaan ter dekking van de kosten van de huishouding omdat de netto-inkomens en netto-vermogens van partijen ontoereikend zijn geweest om deze kosten te kunnen voldoen, dient deze schuld tussen partijen te worden verrekend.
Van belang is derhalve in hoeverre de opnames in rekening-courant zijn aangewend ter dekking van huishoudelijke kosten die niet hadden kunnen worden voldaan uit de netto-inkomens dan wel de netto-vermogens van partijen. Door wie van partijen deze kosten zijn gemaakt, is daarbij niet relevant; partijen dienen immers op grond van hun huwelijkse voorwaarden de gehele kosten van de gemeenschappelijke huishouding naar evenredigheid van hun inkomens dan wel vermogens te dragen.
De verdeling/verrekening van de voormalige echtelijke woning aan [adres 3] (grief IV in principaal appel)
Voor zover de stellingen van de vrouw zijn gegrond op artikel 6:248 lid 2 BW heeft daarbij te gelden dat alleen onder zeer bijzondere omstandigheden, te weten wanneer de in de huwelijkse voorwaarden voorkomende (verbintenisrechtelijke) regel zou leiden tot een naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar resultaat, van de regel kan worden afgeweken. De enkele (niet ongebruikelijke) omstandigheid dat de woning eigendom van de man is terwijl de hypotheekleningen die betrekking hebben op de woning mede op naam van de vrouw staan, is echter onvoldoende om tot het oordeel te leiden dat toepassing van het overeengekomen periodiek verrekenbeding tot een onaanvaardbaar resultaat zou leiden.
Hetzelfde geldt op overeenkomstige wijze indien ten laste van te verrekenen inkomsten of vermogen niet de verwerving maar de verbetering van een aan één der echtgenoten toebehorend goed gefinancierd wordt, indien die verbetering een waardevermeerdering van het goed ten gevolge heeft gehad en derhalve leidt tot een extra vermogensvorming, zoals het geval kan zijn bij een ingrijpende verbouwing aan een woning.
Indien voor de verwerving of de verbouwing een hypothecaire lening is aangegaan, en in verband daarmee tevens een kapitaalverzekering is gesloten die ertoe strekt om (te zijner tijd) met het opgebouwde kapitaal de hypothecaire lening af te lossen, dient betaling van verzekeringspremies uit overgespaarde inkomsten gelijkgesteld te worden met aflossing van de hypothecaire schuld. Dat brengt mee dat de waarde van de polis op de peildatum (waarbij in beginsel de contante waarde tot uitgangspunt heeft te dienen) in die zin in de verrekening wordt betrokken, dat de hypothecaire lening waarmee de verwerving en/of de verbouwing van de woning is gefinancierd, geacht wordt met dat bedrag te zijn afgelost uit overgespaarde inkomsten.
Daar de verbouwing van de woning heeft plaatsgevonden voordat partijen voor het eerst premiebetalingen hebben verricht op een aan de hypothecaire lening gekoppelde kapitaalverzekering, kan het tussen partijen te verrekenen bedrag worden berekend door de contante waarde van de kapitaalverzekering die is afgesloten met het oog op de aflossing van de hypotheekschuld ter zake van [adres 3] op de peildatum voor verrekening te delen door de waarde van de woning aan [adres 3] ten tijde van de eerste premiebetaling, waarna dit bedrag wordt vermenigvuldigd met de waarde van de woning op de peildatum.
verrekening13 oktober 2011 heeft te gelden. De man heeft in eerste aanleg een WOZ-beschikking van de gemeente Groningen overgelegd waarbij de WOZ-waarde van de woning op 1 januari 2011 is bepaald op € 711.000,-. De vrouw heeft in eerste aanleg een taxatierapport d.d. 21 augustus 2012 van [makelaardij A] o.g. overgelegd, waarin een zogenaamde geveltaxatie is uitgevoerd. De waarde van de woning is in dit taxatierapport op € 800.000,- bepaald. Nu de peildatum voor de verrekening precies in het midden ligt van de door de man en de vrouw overgelegde waardebepalingen, zal het hof partijen in de gelegenheid stellen zich nader uit te laten over de in aanmerking te nemen waarde van de woning per peildatum verrekening. Slagen partijen er niet in gezamenlijk tot een in aanmerking te nemen waarde te komen, dan zal het hof overgaan tot de benoeming van een deskundige teneinde de waarde van de woning per 13 oktober 2011 vast te stellen.
Ten aanzien van de waarde van de woning ten tijde van de eerste premiebetaling voor de kapitaalverzekering overweegt het hof als volgt. De man heeft in hoger beroep een taxatierapport van [makelaardij] overgelegd dat is opgemaakt ten tijde van het oversluiten van de hypotheek naar Nationale Nederlanden in 1998. In dit taxatierapport is de waarde van de woning aan [adres 3] op 20 juli 1998 bepaald op een bedrag van fl. 1.025.000,- (€ 465.125,-). De vrouw heeft deze in 1998 aan de woning toegekende waarde niet betwist. Nu de aan de hypothecaire lening verbonden kapitaalverzekering gelijktijdig met het oversluiten van de hypotheek in 1998 is afgesloten, zal het hof bij de berekening van het te verrekenen bedrag ervan uit gaan dat de woning aan [adres 3] ten tijde van de eerste premiebetaling voor de kapitaalverzekering, een waarde vertegenwoordigde van € 465.125,-.
Tot slot is voor de berekening van het te verrekenen bedrag van belang de contante waarde van de kapitaalverzekering bij Nationale Nederlanden (.327) op de peildatum voor verrekening, zijnde 13 oktober 2011. De man heeft in eerste aanleg gesteld dat de waarde van deze kapitaalverzekering op 13 oktober 2011 op € 104.127,- kan worden bepaald
(bijlage 12 bij K).De vrouw heeft zich niet uitgelaten over de waarde van deze kapitaalverzekering op 13 oktober 2011, doch heeft in eerste aanleg aangegeven dat de kapitaalverzekering tegen een bedrag van € 113.700,74 in de verdeling betrokken dient te worden
(bijlage 18 bij Q).Het hof constateert dat blijkens de brief van Nationale Nederlanden d.d. 28 januari 2011
(bijlage 12 bij K)de waarde van de kapitaalverzekering per 31 december 2010 € 104.127,00 bedroeg, terwijl voorts vaststaat dat de kapitaalverzekering op 15 juli 2012 voor een bedrag van € 113.700,74 tot uitkering is gekomen.
Nu de kapitaalverzekering is gekoppeld aan de hypothecaire lening van fl. 1.600.000,- die partijen gezamenlijk in 1998 hebben afgesloten bij Nationale Nederlanden en waarbij niet alleen het pand aan [adres 3] maar ook de villa als Ameland als onderpand hebben te gelden, is het voorts de vraag in hoeverre de kapitaalverzekering ziet op de oorspronkelijk ten behoeve van de woning aan [adres 3] aangegane hypothecaire leningen van fl. 350.000,- en fl. 200.000,-.
Het hof zal partijen in de gelegenheid stellen zich nader uit te laten over de in aanmerking te nemen contante waarde van de kapitaalverzekering op 13 oktober 2011 en over de vraag in hoeverre deze kapitaalverzekering te maken heeft met de leningen die oorspronkelijk zijn aangegaan voor de aankoop en verbouwing van de woning aan [adres 3]. Het hof veroorlooft zich ten aanzien van de in aanmerking te nemen waarde de suggestie aan partijen - mede met het oog op kostenbesparing - om, gezien de wel bekende waarden en de data daarvan, overeen te komen dat een contante waarde van € 109.000,- per 13 oktober 2011 kan worden gehanteerd.
De toedeling van [B.V.] aan de man (grief VIII in principaal appel)
De gezamenlijke rekening bij SNS Bank met nummer [rekeningnummer] (grief IX in principaal appel)
De lijfrentepolissen (grief X in principaal appel)
De man stelt zich op het standpunt dat de lijfrentes wel degelijk zijn aan te merken als een voorziening zoals omschreven in artikel 12 en 13 van de huwelijkse voorwaarden, zodat de lijfrentepolissen op grond van de huwelijkse voorwaarden buiten de verrekening dienen te blijven.
Nu zowel de man als de vrouw ter zitting van het hof hebben verklaard zich niet te kunnen herinneren wat er bij het aangaan van de huwelijkse voorwaarden is besproken omtrent de artikelen 12 en 13, kan uit hun verklaringen niet kan worden afgeleid of partijen bedoeld hebben onder het begrip 'pensioen' in de huwelijkse voorwaarden tevens lijfrentepolissen en/of levenslooprekeningen te verstaan. Om die reden is een taalkundige en systematische uitleg van de bepalingen van groot gewicht.
"Het lijfrentekapitaal wordt op de lijfrente-ingangsdatum tegen de dan geldende tarieven en voorwaarden uitgekeerd aan de begunstigde(n) als oudedags- en/of nabestaandenlijfrente (…)".Uit deze bepaling kan naar het oordeel van het hof afgeleid worden dat de lijfrentepolis bij Legal & General is afgesloten met het doel periodieke uitkeringen te ontvangen teneinde het vroegere salaris te vervangen in geval van ouderdom. Het hof neemt daarbij mede in aanmerking dat deze lijfrentepolis tot uitkering komt in het jaar waarin de man de (ten tijde van het afsluiten van de polis gebruikelijke) pensioengerechtigde leeftijd bereikt, zijnde 2020. Derhalve heeft de man naar het oordeel van het hof voldoende onderbouwd dat de lijfrentepolis bij Legal & General valt aan te merken als 'pensioen', waardoor op grond van de artikelen 12 en 13 van de huwelijkse voorwaarden deze polis en de ervoor betaalde premie dan ook niet voor verrekening in aanmerking komt. Van verdeling van de polis kan daarbij naar 's hofs oordeel evenmin sprake zijn, nu partijen met uitsluiting van iedere gemeenschap zijn gehuwd en zij de betreffende polis niet in mede-eigendom hebben verkregen.
"Aangetekend wordt dat de verzekerde uitkering bij in leven zijn van de verzekerde op de einddatum of bij overlijden van de verzekerde voor de einddatum uitsluitend zal worden aangewend als koopsom voor een lijfrente als bedoeld in artikel 25, lid 3 onder a (oud) van de Wet op de Inkomstenbelasting 1964". De lijfrentepolis bij Aegon komt blijkens het polisblad tot uitkering in 2025, derhalve in het jaar dat de man de zeventigjarige leeftijd bereikt. Anders dan de man heeft gesteld kan naar het oordeel van het hof - zonder nadere toelichting, die ontbreekt - uit dit polisblad niet worden afgeleid dat deze lijfrente een oudedags- en/of nabestaandenvoorziening behelst.
"ten doel heeft het treffen van een voorziening in geld en/of effecten uitsluitend voor het financieren van een periode van onbetaald verlof of verbetering van bestaande pensioenaanspraken",is naar het oordeel van het hof onvoldoende om aan te kunnen nemen dat deze levenslooprekening een voorziening zoals omschreven in artikel 12 en 13 van de huwelijkse voorwaarden betreft.
Het hof tekent daarbij reeds nu aan dat ook ten aanzien van de polis bij Aegon en de levenslooprekening bij SNS Bank heeft te gelden dat, gelet op hetgeen het hof hiervoor in de slotzin van rechtsoverweging 7.45 heeft overwogen, van
verdelingvan deze polissen geen sprake kan zijn.
De slotsom
- welke waarde had de kapitaalverzekering bij Nationale Nederlanden met polisnummer [polisnummer] op 13 oktober 2011?
- in hoeverre heeft voornoemde kapitaalverzekering te maken met de leningen van fl. 350.000,- en fl. 200.000,- die oorspronkelijk zijn aangegaan voor de aankoop en verbouwing van de woning aan [adres 3]?
- op welke wijze dient in de berekening van het te verrekenen bedrag rekening gehouden te worden met de omstandigheid dat de man het aankoopbedrag van [adres 3] voor 12,5% met eigen geld heeft gefinancierd?
Voorts wenst het hof van partijen te vernemen of zij gezamenlijk tot een waardebepaling van de woning aan [adres 3] per peildatum 13 oktober 2011 kunnen komen, en zo ja, welke waarde bij de berekening van het te verrekenen bedrag alsdan door het hof in aanmerking genomen kan worden.
8.De beslissingHet hof, rechtdoende in hoger beroep:
twee maanden na hedenuit te laten over de hiervoor onder rechtsoverweging 7.53 weergegeven vragen;
drie maanden na hedente reageren op hetgeen de andere partij tot dan toe nader zal hebben gesteld;