Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.de stichting Stichting Betaald Voetbal “Vitesse-Arnhem”,
B.V. Vitesse,
[appellant sub 3],
[appellant sub 4],
[appellant sub 5],
Stichting Vrienden van Vitesse,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten en het procesverloop
grief Ibetoogt dat meer of andere feiten in de beoordeling moeten worden betrokken, zal het hof daarop – voor zover voor de beoordeling van belang – onder 4 ingaan. Aldus staat in hoger beroep het volgende vast.
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
grieven II en Vaan het hof voorgelegde vraag, als volgt.
“dat deze erop is gebaseerd dat de Provincie onrechtmatig tegenover Vitesse c.s. heeft gehandeld door hen op het verkeerde been te zetten, waardoor zij schade hebben geleden”. Deze samenvatting komt overeen met de subsidiaire grondslag zoals die door Vitesse c.s. in de aansprakelijkheidsprocedure is geformuleerd (inleidende dagvaarding, in het bijzonder onder 119 en 127).
eigen stellingen[curs. hof] van Vitesse c.s. de eenmalige huurverlaging zowel op de primaire als de subsidiaire grondslag toewijsbaar is en zij volgens hun eigen stellingname dan ook geen belang hebben bij bespreking van de primaire grondslag. Voorts is, hoewel het arrest van de Hoge Raad op enkele plaatsen spreekt van als gevolg van de onrechtmatige daad geleden schade in de vorm ‘tevergeefs gemaakte kosten en aangegane verplichtingen’, noch in het arrest van de Hoge Raad noch in het daarvoor gewezen arrest van dit hof een oordeel gegeven over de aanwezigheid van een causaal verband tussen de verschillende door Vitesse c.s. onder die noemer gebrachte concrete schadeposten. Het hof heeft zich – behoudens de afgewezen buitengerechtelijke kosten – in de aansprakelijkheidsprocedure nog niet uitgesproken over de aanwezigheid en toewijsbaarheid van concrete schadeposten en/of over het causaal verband van zulke concreet gevorderde schadeposten met de aan de Provincie verweten onrechtmatige daad. Het heeft de zaak ook op dat punt verwezen naar de schadestaatprocedure, voor welke verwijzing reeds voldoende is dat de mogelijkheid van schade aannemelijk is.
Grief IVkeert zich tegen de in dat verband door de rechtbank uit de notitie van [deskundige] getrokken conclusie, dat niet is komen vast te staan dat de financiële situatie van B.V. Vitesse in 2001 verband hield met de hoogte van de huur en de Provincie bij een juiste informatieverstrekking B.V. Vitesse in het geheel niet te hulp zou zijn geschoten.
Grief Ibevat klachten tegen de door de rechtbank uit het rapport van [deskundige] getrokken conclusies over de aard van het in 2001 bestaande tekort van fl. 22.700.000,-, onder meer omdat op dat punt volgens Vitesse c.s. in de aansprakelijkheidsprocedure bindende eindbeslissingen zijn gegeven.
Grief VIkomen Vitesse c.s. op tegen de afwijzing van hun op grond van artikel 6:104 BW ingestelde vordering tot winstafdracht.
5.Slotsom
€ 13.740,-(3 punten x tarief VIII)