ECLI:NL:GHARL:2014:7011

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 september 2014
Publicatiedatum
10 september 2014
Zaaknummer
13/00894
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake leges voor omgevingsvergunning en bouwkosten

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de heffingsambtenaar van de gemeente Zevenaar tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland. De rechtbank had de legesfactuur voor een omgevingsvergunning verlaagd van € 35.148,48 naar € 1.390.451, gebaseerd op de werkelijke bouwkosten van het bedrijfspand dat belanghebbende wilde oprichten. De heffingsambtenaar had de leges berekend op basis van een heffingsgrondslag van € 2.507.974, wat volgens belanghebbende niet correct was. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar ten onrechte de taxatieboeken voor 2009 had gebruikt in plaats van de actuele gegevens voor 2011.

Tijdens de zitting bij het Hof op 18 maart 2014 werd het standpunt van de heffingsambtenaar herhaald, dat de gemeenteraad de vrijheid heeft om in een verordening vast te leggen hoe leges worden geheven. De heffingsambtenaar stelde dat de bouwkosten niet lager kunnen zijn dan de kosten berekend met de papieren versie van de taxatieboeken. Belanghebbende daarentegen betoogde dat de digitale hulpmiddelen, zoals de Taxarom, gebruikt mogen worden voor een nauwkeuriger berekening van de bouwkosten.

Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn standpunt en dat de berekening van belanghebbende met de Taxarom beter aansloot bij de werkelijke bouwkosten. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De kosten voor de procedure werden niet toegewezen, aangezien er geen beroepsmatige rechtsbijstand was verleend. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 9 september 2014.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 13/00894
uitspraakdatum:
9 september 2014
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de heffingsambtenaar van de gemeente Zevenaar(hierna: de heffingsambtenaar)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 11 juli 2013, nummer AWB 12/1833,
in het geding tussen de heffingsambtenaar en
[X] BVte
[Z](hierna: belanghebbende).

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1
De heffingsambtenaar heeft bij factuur van 25 januari 2012 aan belanghebbende, wegens het in behandeling nemen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning, een bedrag aan leges in rekening gebracht van € 35.148,48, berekend naar een heffingsgrondslag van € 2.507.974.
1.2
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de factuur gehandhaafd.
1.3
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank. De rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) heeft het beroep bij uitspraak van 11 juli 2013 gegrond verklaard, de uitspraak van de heffingsambtenaar vernietigd en de factuur verminderd tot een factuur, berekend naar een heffingsgrondslag van € 1.390.451.
1.4
De heffingsambtenaar heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
1.5
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
1.6
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 maart 2014 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. [A] namens de heffingsambtenaar, bijgestaan door [B], alsmede ing. [C] namens belanghebbende, bijgestaan door zijn echtgenote [D].
1.7
Het Hof heeft na het sluiten van het onderzoek ter zitting geoordeeld dat het onderzoek niet volledig is geweest en bepaald dat het vooronderzoek wordt hervat. De heffingsambtenaar heeft daarna op verzoek van het Hof nadere stukken overgelegd. Belanghebbende heeft op de nadere stukken gereageerd. Na verkregen toestemming van partijen heeft het Hof bepaald dat het nadere onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het Hof het onderzoek heeft gesloten en bepaald dat schriftelijk uitspraak zal worden gedaan.
1.8
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2.De vaststaande feiten

2.1
Belanghebbende heeft op 6 december 2011 een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een nieuw bedrijfspand en het aanbrengen van handelsreclame op het perceel [a-straat] 8 te [L] (hierna: het bedrijfspand). Belanghebbende heeft het bedrijfspand bestemd voor verhuur aan derden.
2.2
Op grond van de Legesverordening 2011 van de gemeente Zevenaar (hierna: de Verordening) worden onder de naam “leges” rechten geheven voor het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten en wordt als belastingplichtige aangemerkt de aanvrager van de dienst dan wel degene ten behoeve van wie de dienst is verleend. De leges worden geheven naar de maatstaven en tarieven, opgenomen in de bij de Verordening behorende tarieventabel (hierna: de Tarieventabel). In de Tarieventabel is – onder meer – het volgende opgenomen:
“2.1.1 Voor de toepassing van deze titel wordt verstaan onder:
2.1.1.1 bouwkosten
De aannemingssom exclusief omzetbelasting, bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, van de Uniforme Administratieve Voorwaarden voor de uitvoering van werken 1989 (UAV 1989), voor het uit te voeren werk, of voor zover deze ontbreekt een raming van de bouwkosten, exclusief omzetbelasting. (…) Als minimale ondergrens gelden te allen tijde de bouwkosten op basis van de taxatieboeken (jaarlijks uitgegeven) voor de bepaling van herbouwkosten woningen, bedrijfspanden en agrarische gebouwen (Reed Business bv);”
2.3
In een brief van 4 januari 2012, gericht aan Architektenburo [F] te [M] hebben burgemeester en wethouders van Zevenaar aangekondigd dat voor het in behandeling nemen van de aanvraag leges zijn verschuldigd en dat de leges zullen worden berekend naar een vastgestelde bouwsom voor het bouwplan van € 2.507.974 (5.026 m² bruto vloeroppervlak maal € 499). De bouwsom is gebaseerd op de in de Verordening genoemde taxatieboeken (hierna: de taxatieboeken). Het gehanteerde bedrag per m² heeft betrekking op de bouwkosten van een standaard bedrijfshal. Als referentiegebouw is gekozen voor een distributiecentrum met een oppervlakte van 22.500 m².
2.4
Uit een opdrachtbevestiging van 27 januari 2012 van [G] BV, Handels- en constructiebedrijf te [M], welke opdrachtbevestiging door belanghebbende voor akkoord is getekend, blijkt dat de in de opdrachtbevestiging beschreven werkzaamheden worden uitgevoerd voor € 1.200.000 exclusief omzetbelasting.
2.5
Burgemeester en wethouders hebben een omgevingsvergunning verleend op 23 januari 2012. Bij factuur van 25 januari 2012 zijn de in geschil zijnde leges in rekening gebracht, berekend als volgt:
a. Bouwactiviteiten: € 18.500 vermeerderd met 0,925 % van € 1.507.974 € 32.448,75
b. Welstandsbeoordeling € 2.560,87
c. Reclameactiviteiten € 86,50
d. Welstand reclame
€ 52,36
Totaal € 35.148,48
2.6
De heffingsambtenaar heeft in het verweerschrift voor de Rechtbank het standpunt ingenomen dat bij het vaststellen van de bouwkosten ten onrechte is uitgegaan van de taxatieboeken voor het jaar 2009. Indien rekening wordt gehouden met de gegevens in de taxatieboeken voor het jaar 2011, het jaar waarin de aanvraag in behandeling is genomen, bedragen de bouwkosten 5.026 m² maal € 495 ofwel € 2.487.870.
2.7
De taxatieboeken zijn in het jaar 2011 niet uitgegeven door Reed Business bv maar door Sdu Business Information te Doetinchem (hierna: Sdu). Verantwoordelijk voor de inhoud van de taxatieboeken is [E] die als contentcoördinator werkzaam is bij Sdu (hierna: [E]). [E] heeft ter zitting van de Rechtbank op 17 juni 2013, blijkens het daarvan opgemaakte proces-verbaal, onder meer het volgende verklaard (zakelijk weergegeven):
Er is een programma bij de taxatieboeken. Dit programma laat een begroting zien en je kunt de mogelijke alternatieven zien. Het programma en de taxatieboeken zijn één product. Bij de taxatieboeken krijg je een code voor het programma. Het programma is specifieker en gaat verder op detailniveau in dan de taxatieboeken. Er zit in het programma een begroting met 30 à 40 posten die je kunt specificeren. De gemachtigde van belanghebbende is bij mij geweest en we hebben samen het gebouw ingevoerd. Ik heb gebruikershulp geboden en laten zien hoe het programma werkt. Ik heb me niet bemoeid of het ingevoerde wel of niet goed was. Ook heb ik geen inhoudelijk oordeel gegeven over het eindresultaat. Ik heb enkel als bouwkostenadviseur opgetreden.
2.8
In de uitgave van de taxatieboeken is – onder meer – het volgende opgenomen:
“Toelichting
De serie ‘Taxatieboekjes’ biedt gemakkelijk hanteerbare kostengegevens, waarmee u snel en betrouwbaar de (her)bouwkosten van gebouwen en herstelkosten van gebouwschades kunt bepalen. De serie bestaat uit vijf zakboekjes en de ‘Taxarom’.
De zakboekjes en de bestanden op de Taxarom betreffen:
- (…)
- (her)bouwkosten bedrijfspanden;
- (…)
Alle bouwwerken en schadegevallen in de zakboekjes kunt u ook via de Taxarom raadplegen. Daarnaast biedt de Taxarom een Windowsprogramma, waarmee u snel en eenvoudig uw eigen projectgegevens kunt aanmaken en opslaan. (…)
Taxarom
(…) Een project kan uit meerdere projectdelen (gebouwen, gebouwonderdelen) bestaan.
Per projectdeel kiest u met behulp van een zoekboom een referentieobject.
In het tabblad ‘Afmetingen’ vult u de afmetingen van het gebouw(onderdeel) in en in het tabblad ‘Componenten’ kunt u een keuze maken uit een aantal uitvoeringsvarianten.”

3.Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1
In geschil is de hoogte van de legesfactuur. Het geschil spitst zich toe op de vraag op welk bedrag de bouwkosten als grondslag voor de berekening van de leges moeten worden vastgesteld. De overige onderdelen van de factuur (zie 2.5) zijn niet in geschil.
3.2
De heffingsambtenaar stelt zich op het standpunt dat het aan de gemeenteraad is om in een verordening vast te leggen op welke wijze en naar welke maatstaven leges worden geheven. Omwille van een objectieve berekening van de bouwkosten wordt als uitgangspunt genomen een vergelijkbaar standaard gebouw dat naar standaardnormen en met een standaardinrichting wordt gebouwd. De bouwkosten kunnen, gelet op de tekst van de Verordening, nimmer lager zijn dan de kosten, berekend met behulp van de papieren versie van de taxatieboeken. Aldus berekend bedragen de bouwkosten € 2.487.870.
3.3
Belanghebbende is van mening dat – kort gezegd – bij de berekening van de bouwkosten gebruik mag worden gemaakt van de digitale hulpmiddelen. De aanvraag en de verleende vergunning hebben slechts betrekking op de eerste fase. De bouwkosten voor het vergunde gedeelte moeten worden gesteld op € 1.390.451 conform de uitspraak van de Rechtbank. Belanghebbende verwijst ook in hoger beroep naar de door haar in eerste aanleg overgelegde berekening.
3.4
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.
3.5
De heffingsambtenaar concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en van de uitspraak op bezwaar, en tot vermindering van de legesfactuur, uitgaande van een bedrag aan bouwkosten van € 2.487.870.
3.6
Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank

4.Beoordeling van het geschil

4.1
Bij de beoordeling van het geschil stelt het Hof voorop dat het standpunt van de heffingsambtenaar juist is dat het aan de gemeenteraad is een belastingverordening, waaronder ook een verordening op de heffing van leges moet worden begrepen, vast te stellen naar de maatstaven en tarieven die hem goeddunken. Daarbij komt de gemeenteraad een grote vrijheid toe.
4.2
In de Tarieventabel is een omschrijving opgenomen van het begrip bouwkosten. Het Hof begrijpt die omschrijving aldus dat het uitgangspunt voor de heffing van leges in verband met het in behandeling nemen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning, de werkelijke bouwkosten voor het daadwerkelijk te realiseren bouwwerk zijn. In het onderhavige geval is een aanneemsom voorhanden die € 1.200.000 bedraagt doch die, naar ook belanghebbende heeft erkend, niet de gehele bouw behelst van de bedrijfshal waarvoor vergunning is gevraagd en verleend. Voor zover een aannemingssom ontbreekt wordt onder de bouwkosten verstaan een raming van de bouwkosten, naar het Hof begrijpt ook hier voor het uit te voeren werk. Voor dat geval komt het erop aan hoe de slotzin van de begripsomschrijving in 2.1.1.1 van de Tarieventabel moet worden uitgelegd. Meer in het bijzonder is dan de vraag wat moet worden verstaan onder ‘taxatieboeken’.
4.3
Kennelijk zonder acht te slaan op wijzigingen die zich in de loop der jaren hebben voorgedaan, is in de Tarieventabel opgenomen dat “Als minimale ondergrens (…) te allen tijde de bouwkosten [gelden] op basis van de taxatieboeken (…) voor de bepaling van de herbouwkosten woningen, bedrijfspanden en agrarische gebouwen (Reed Business bv)”.
4.4
In de Tarieventabel wordt verwezen naar de taxatieboeken. Het staat vast dat in de uitgave van de taxatieboeken voor het jaar 2011 expliciet wordt vermeld dat de serie bestaat uit vijf zakboekjes en de ‘Taxarom’. Hieruit volgt dat, door te verwijzen naar de taxatieboeken, in de Tarieventabel ook wordt verwezen naar de ‘Taxarom’. Derhalve moet naar het oordeel van het Hof in dit geval onder de taxatieboeken mede worden begrepen de daarvan onderdeel uitmakende digitale berekeningsmethode van de bouwkosten. Het Hof verwerpt het standpunt van de heffingsambtenaar dat als minimale ondergrens heeft te gelden een berekening van de bouwkosten met behulp van enkel de papieren versie van de taxatieboeken. Een dergelijke beperking is in de Verordening voor het jaar 2011 niet te lezen.
4.5
Belanghebbende heeft reeds in haar beroepschrift in eerste aanleg gesteld dat de bouwkosten met behulp van de Taxarom kunnen worden berekend op € 1.390.451. Zij heeft naar voren gebracht dat het grote verschil met de berekening van de heffingsambtenaar vooral ontstaat doordat de bedrijfshal zoals zij die heeft gerealiseerd aanzienlijk afwijkt van de standaardhal waarvan de heffingsambtenaar uitgaat. Zij heeft, om toekomstige huurders zoveel mogelijk tegemoet te kunnen komen een meer “uitgeklede hal” laten bouwen. Bovendien maakt de Taxarom een meer verfijnde berekening van de bouwkosten mogelijk. De heffingsambtenaar heeft de berekening van belanghebbende slechts in algemene bewoordingen bestreden en volstaan met de mededeling dat de gemeente niet over de Taxarom beschikt en de berekening van belanghebbende niet kan controleren. Onder deze omstandigheden maakt de heffingsambtenaar naar het oordeel van het Hof de door hem gestelde omvang van de bouwkosten niet aannemelijk. Nu de heffingsambtenaar de door belanghebbende gestelde bouwkosten onvoldoende concreet heeft betwist, zal het Hof van de door belanghebbende berekende bouwkosten uitgaan.
4.6
Het Hof voegt aan het vorenstaande nog toe dat de berekening met behulp van de Taxarom ook beter aansluit bij de bedoeling van de gemeentelijke regelgever zoals die tot uitdrukking komt in de bewoordingen van de Verordening. Door de meer verfijnde berekening van de bouwkosten met behulp van de digitale berekeningsmethode wordt immers beter aangesloten bij “het uit te voeren werk” dat in de tarieventabel tot uitgangspunt wordt genomen. Zulks wordt ook geïllustreerd door de, door de heffingsambtenaar niet bestreden, stelling van belanghebbende dat de werkelijke bouwkosten van de bedrijfshal ongeveer € 1.400.000 hebben bedragen.
slotsom
Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep ongegrond.

5.Kosten

In hoger beroep is niet gebleken van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand en ook overigens niet van kosten die volgens artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht kunnen worden begrepen in een kostenveroordeling op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

6.Beslissing

Het Gerechtshof:
– bevestigt de uitspraak van de Rechtbank,
– bepaalt dat van de gemeente Zevenaar op het moment dat deze uitspraak onherroepelijk is komen vast te staan een griffierecht zal worden geheven van € 478.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.P.M. Kooijmans, voorzitter, mr. J. van de Merwe en mr. R.A.V. Boxem, in tegenwoordigheid van mr. A. Vellema als griffier.
De beslissing is op
9 september 2014in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter,
(A. Vellema)
(J.P.M. Kooijmans)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 10 september 2014
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.