Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in het principaal hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 september 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vaststelling van partner- en kinderalimentatie. De zaak betreft een verzoek van de man, die in het principaal hoger beroep optreedt, en de vrouw, die in het incidenteel hoger beroep optreedt. De man is vertegenwoordigd door mr. C.E. Koopmans, terwijl de vrouw wordt bijgestaan door mr. K.G.I.M. Schröder. De procedure volgt op een eerdere tussenbeschikking van het hof van 15 oktober 2013, waarin al enkele beslissingen waren genomen over de alimentatieverplichtingen van de man. In deze beschikking heeft het hof de eerdere beslissing van de rechtbank Utrecht van 19 september 2012 vernietigd en nieuwe alimentatiebedragen vastgesteld. De vrouw heeft in hoger beroep aangevoerd dat de berekening van de behoefte van hun kind, [minderjarige 1], op basis van de tabel voor drie kinderen onjuist is, aangezien [minderjarige 1] het enige kind is in haar gezin. Het hof heeft deze argumenten overwogen en geconcludeerd dat de behoefte van [minderjarige 1] opnieuw berekend moet worden, waarbij rekening wordt gehouden met de gewijzigde omstandigheden en de aanbevelingen van de Expertgroep alimentatienormen. Het hof heeft de behoefte van [minderjarige 1] vastgesteld op € 318,- per maand, en de man is verplicht om een bijdrage van € 270,- per maand te betalen voor de periode van 1 april 2013 tot 1 september 2013, en € 170,- per maand vanaf 1 september 2013. De man is niet verplicht om een bijdrage te leveren in de kosten van levensonderhoud van de vrouw. De proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.