In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 september 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toepassing van het kwarttarief voor motorrijtuigen, specifiek gericht op kampeerwagens. De belanghebbende, houder van een Citroën Berlingo, had verzocht om toepassing van het kwarttarief zoals bedoeld in artikel 23a van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (Wet Mrb). Dit verzoek werd door de Inspecteur afgewezen, omdat het motorrijtuig niet voldeed aan de eisen die aan de binnenruimte werden gesteld, met name de lengte-eis van 200 cm achter de voorstoelen.
De rechtbank Gelderland had eerder het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, waarna de belanghebbende in hoger beroep ging. Tijdens de zitting op 30 juli 2014 werd het standpunt van de belanghebbende besproken, waarbij hij aanvoerde dat zijn motorrijtuig voldeed aan de eisen voor het kwarttarief. De Inspecteur betwistte dit en voerde aan dat de binnenruimte van het motorrijtuig niet voldeed aan de wettelijke eisen.
Het Hof oordeelde dat de lengte-eis van 200 cm inderdaad van toepassing was en dat de ruimte achter de voorstoelen gemeten moest worden in de normale stand. De belanghebbende kon niet aantonen dat zijn motorrijtuig aan deze eis voldeed. Het Hof concludeerde dat de afwijzing van het verzoek door de Inspecteur terecht was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De belanghebbende had ook geen recht op het kwarttarief, ondanks de omschrijving van het motorrijtuig als kampeerwagen door de RDW, omdat de Wet Mrb zelfstandige regels hanteert voor deze kwalificatie.