ECLI:NL:GHARL:2014:7863

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 oktober 2014
Publicatiedatum
14 oktober 2014
Zaaknummer
200.134.856-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake onrechtmatige daad en verduistering van goederen

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden werd behandeld, gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De appellant, vertegenwoordigd door mr. J.P. van Dijk, vorderde dat de geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. H.J.F. Dullemond, werd veroordeeld tot betaling van € 15.952,67, vermeerderd met wettelijke rente en kosten. De vordering is gebaseerd op de stelling dat de geïntimeerde goederen die eigendom waren van de appellant heeft verduisterd. De rechtbank had de vordering in eerste aanleg afgewezen, omdat niet duidelijk was welke goederen het betrof en op welke wijze de geïntimeerde onrechtmatig had gehandeld.

In hoger beroep heeft het hof de procedure gevolgd en partijen de gelegenheid gegeven om hun standpunten toe te lichten. Het hof heeft vastgesteld dat de appellant en geïntimeerde samen gebruik maakten van twee garageboxen waarin zij apparatuur hadden opgeslagen. De appellant heeft gesteld dat de geïntimeerde zonder toestemming apparatuur heeft verkocht en de opbrengst heeft behouden. Het hof heeft geoordeeld dat de appellant moet bewijzen dat de geïntimeerde onrechtmatig heeft gehandeld door de apparatuur te vervreemden.

Het hof heeft de appellant opgedragen bewijs te leveren en heeft een raadsheer-commissaris benoemd om het getuigenverhoor te leiden. De beslissing van het hof is genomen op 14 oktober 2014, waarbij het hof de appellant heeft opgedragen om de namen en woonplaatsen van de getuigen tijdig aan de wederpartij en de griffier te verstrekken. Het hof heeft de zaak aangehouden voor bewijslevering en verdere behandeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.134.856/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel 655583 CV EXPL 13-1485)
arrest van de tweede kamer van 14 oktober 2014
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
in eerste aanleg: eiser,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. J.P. van Dijk, kantoorhoudend te Dedemsvaart,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. H.J.F. Dullemond, kantoorhoudend te Zwolle.

1.Het geding in eerste aanleg

In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis van
6 augustus 2013 van de rechtbank Overijssel, sector kanton, locatie Zwolle (hierna: de kantonrechter).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure is als volgt:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 19 september 2013,
- de memorie van grieven (met producties),
- de memorie van antwoord (met productie).
2.2
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
2.3
De vordering van [appellant] luidt:
"
Het is om alle voormelde redenen, dat appellant de eer heeft te concluderen, dat het Uw Gerechtshof Arnhem/Leeuwarden, Locatie Leeuwarden moge behagen te vernietigen het vonnis van de Rechtbank Overijssel, Locatie Zwolle, zoals tussen partijen onder rolnummer 655583 CV EXPL 13-1485 op 6 augustus 2013 gewezen en opnieuw rechtdoende, doende wat de eerste rechter had behoren te doen, alsnog bij arrest, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te verklaren:
Geïntimeerde te veroordelen tot betaling aan eiser van een bedrag ter hoogte van € 15.952,67 verhoogd met de wettelijke rente vanaf 1 november 2008 (verkoop oktober 2008) tot aan de dag der algehele voldoening, subsidiair vanaf de dag der dagvaarding in eerste aanleg tot aan de dag der algehele voldoening. Voorts geïntimeerde veroordelen in de kosten van de procedure in beide instanties.
Nakosten:
Voorts de geïntimeerde te veroordelen tot voldoening van de nakosten ter hoogte van € 131,00 dan wel, indien betekening van deze beslissing dient plaats te vinden, op € 199,00, alsmede geïntimeerde voorwaardelijk te veroordelen tot het betalen van de wettelijke rente over de proceskostenveroordeling indien deze niet binnen 14 dagen na dagtekening van de te geven beslissing tot voldoening van de nakosten is overgegaan.

3.Het geschil in eerste aanleg en de beslissing van de kantonrechter

3.1
[appellant] heeft gevorderd dat [geïntimeerde] wordt veroordeeld tot betaling aan hem van € 15.952,67 met rente en kosten. De kantonrechter heeft uit de dagvaarding en de conclusie van repliek begrepen dat de vordering van [appellant] is gebaseerd op zijn stelling dat [geïntimeerde] goederen die eigendom waren van [appellant] heeft weggenomen, althans ten aanzien van die goederen onrechtmatig heeft gehandeld. De vordering is afgewezen omdat uit hetgeen [appellant] naar voren heeft gebracht niet duidelijk is geworden welke goederen het betreft, wat [appellant] [geïntimeerde] nu precies verwijt en wanneer en hoe het door [appellant] gestelde onrechtmatige handelen door [geïntimeerde] heeft plaatsgevonden.

4.De vaststaande feiten

4.1
Tegen de weergave van de vaststaande feiten in rechtsoverweging 1.1 tot en met 1.6 van genoemd vonnis van 6 augustus 2013 is geen grief ontwikkeld en ook anderszins is niet van bezwaren daartegen gebleken, zodat ook in hoger beroep van die feiten zal worden uitgegaan. Deze feiten luiden als volgt.
4.1.1
[geïntimeerde] heeft vanaf 2006 een eenmanszaak, met de naam [eenmanszaak], in de verhuur van beeld-, geluid- en lichtapparatuur geëxploiteerd.
4.1.2
Ten behoeve van zijn zaak heeft [geïntimeerde] beeld-, geluid- en lichtapparatuur aangeschaft tot in ieder geval een bedrag van ruim € 20.000,-. Bij die aanschaf heeft [geïntimeerde] zich laten adviseren door [appellant].
4.1.3
[geïntimeerde] heeft destijds de door hem aangekochte apparatuur opgeslagen in twee garageboxen aan [adres]. Hij heeft die boxen gehuurd van [A]. [appellant] heeft in ieder geval een van deze garageboxen mede in gebruik gehad.
4.1.4
Op 22 juli 2008 heeft [geïntimeerde] aangifte tegen [appellant] gedaan ter zake van diefstal/verduistering van aan hem toebehorende apparatuur uit één van de garageboxen.
4.1.5
[geïntimeerde] heeft [appellant] gedagvaard voor de rechtbank Zwolle-Lelystad. Bij vonnis van 2 maart 2011 heeft de rechtbank bewezen geacht dat [appellant] voor aanzienlijk meer dan € 15.000,- apparatuur van [geïntimeerde] heeft weggenomen door op een avond de tot dan toe volle box leeg te halen. [appellant] is vervolgens veroordeeld om aan [geïntimeerde] een bedrag te betalen van € 30.000,-.
4.1.6
Bij arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden d.d. 22 januari 2013 is dit vonnis vernietigd en is [appellant] veroordeeld om aan [geïntimeerde] te betalen een bedrag van € 15.000,-, omdat het hof niet bewezen achtte dat de door [appellant] weggenomen goederen meer waard waren dan € 15.000,-.

5.De grieven

5.1
Net als dat in eerste aanleg het geval was, zijn de stellingen van [appellant] in dit hoger beroep slechts met enige moeite te begrijpen. Het hof meent uit de gezamenlijke grieven en de daarop gegeven toelichtingen echter af te kunnen leiden dat het zijn bedoeling is zijn vordering (alsnog) als volgt te onderbouwen.
5.2
Partijen hebben samen twee garageboxen in [plaats] in gebruik gehad waarin zij beide apparatuur hadden opgeslagen. Net als [geïntimeerde], had [appellant] in één van die boxen spullen gestald die hij had gekocht, en die zijn eigendom waren. Deze apparatuur is gespecificeerd in de facturen van 27 september 2005 en 21 december 2005 (producties 5 en 6 bij inleidende dagvaarding). Die rekeningen resulteren in een totaal aankoopbedrag van € 14.152,-
(8.493 + 5.659). [appellant] was bovendien eigenaar van zogenoemde W-binboxen en blauwe spotjes met een waarde van € 1.600,-. Al deze spullen heeft [geïntimeerde] omstreeks oktober 2008 zonder toestemming van [appellant] bij een bedrijf voor licht en geluid in Breda (RSL) ingeleverd, onder verrekening van de koopsom met een openstaande schuld van [geïntimeerde].
5.3
Voor zover met de grieven wordt betoogd dat (de kantonrechter heeft miskend dat) de stelplicht en bewijslast hier op [geïntimeerde] rusten, is dat onjuist. Ingevolge de hoofdregel van artikel 150 Rv dient [appellant] te stellen en zo nodig te bewijzen dat [geïntimeerde] onrechtmatig heeft gehandeld door apparatuur van [appellant] te vervreemden. Voor omkering van de bewijslast bestaat geen grond.
5.4
[geïntimeerde] heeft ten aanzien van al deze goederen bestreden dat hij deze (zonder toestemming van [appellant]) heeft verkocht en de opbrengst heeft behouden. Bovendien heeft hij bestreden dat de W-Binboxen en de spotjes eigendom van [appellant] waren. Gelet daarop, en gelet ook op het gespecificeerde bewijsaanbod van de kant van [appellant], zal laatstgenoemde tot bewijslevering worden toegelaten.

6.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep, alvorens nader te beslissen:
draagt [appellant] op te bewijzen
- dat [geïntimeerde] W-binboxen en blauwe spotjes met een waarde van € 1.600,-, alsmede de apparatuur zoals die is gespecificeerd in de facturen van 27 september en
21 december, omstreeks oktober 2008 zonder toestemming van [appellant] bij RSL heeft ingeleverd, onder verrekening van de koopsom met een openstaande schuld van [geïntimeerde] bij RSL;
- dat de genoemde goederen op dat moment eigendom van [appellant] waren en [appellant] deze voorafgaand aan ontvreemding door [geïntimeerde] in de garagebox had opgeslagen.
bepaalt dat, indien [appellant] dat bewijs (ook) door middel van getuigen wenst te leveren, het verhoor van deze getuigen zal geschieden ten overstaan van het hierbij tot raadsheer-commissaris benoemde lid van het hof mr. Zandbergen , die daartoe zitting zal houden in het paleis van justitie aan het Wilhelminaplein 1 te Leeuwarden en wel op een nader door deze vast te stellen dag en tijdstip;
verhinderdata enquête
bepaalt dat [appellant] het aantal voor te brengen getuigen alsmede de verhinderdagen van
beidepartijen, van hun advocaten en van de getuigen zal opgeven op de
roldatum dinsdag 11 november 2014, waarna de raadsheer-commissaris dag en uur van het verhoor (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) vaststelt;
bepaalt dat [appellant] overeenkomstig artikel 170 Rv de namen en woonplaatsen van de getuigen tenminste een week voor het verhoor aan de wederpartij en de griffier van het hof dient op te geven;
verstaat dat de advocaat van [appellant] uiterlijk
twee wekenvoor het getuigenverhoor zal plaatsvinden een kopie van het volledige procesdossier ter griffie van het hof doet bezorgen, bij gebreke waarvan de advocaat van [geïntimeerde] alsnog de gelegenheid heeft uiterlijk
één weekvoor de vastgestelde datum een kopie van de processtukken over te leggen;
Dit arrest is gewezen door mr. M.W. Zandbergen, mr. H.E. de Boer en
mr. M.B. Beekhoven- van den Boezem en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 14 oktober 2014.