ECLI:NL:GHARL:2014:8056

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 oktober 2014
Publicatiedatum
21 oktober 2014
Zaaknummer
200.137.926
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vernietiging van echtscheidingsconvenant en de toepassing van laesio enormis

In deze zaak gaat het om een vordering tot vernietiging van een echtscheidingsconvenant, waarbij de vrouw stelt dat zij benadeeld is door de afspraken die zijn gemaakt. De partijen, die op huwelijkse voorwaarden waren gehuwd, hebben hun huwelijk op 17 september 2009 ontbonden. De vrouw heeft in eerste aanleg gevorderd dat de bij het convenant van 28 mei 2009 vastgestelde afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden rechtsgeldig buitengerechtelijk is vernietigd. De rechtbank heeft in het bestreden vonnis geoordeeld dat partijen alsnog moeten overgaan tot afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden. De man is in hoger beroep gegaan en heeft grieven ingediend tegen dit oordeel.

Het hof heeft vastgesteld dat partijen bij de afwikkeling van hun huwelijk zijn begeleid door mediators die geen juridische achtergrond hadden. De vrouw heeft een voorstel gedaan voor de afwikkeling van de financiële gevolgen van de echtscheiding, dat door de man is geaccepteerd. Het hof oordeelt dat de vrouw, door het voorstel te doen en de afspraken te accepteren, het risico heeft aanvaard dat zij mogelijk benadeeld zou worden. Het hof concludeert dat de vrouw haar recht op vernietiging van de afspraken bewust heeft prijsgegeven.

De grieven van de man slagen, en het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank. De vorderingen van de vrouw worden afgewezen, en de kosten van beide instanties worden gecompenseerd, waarbij iedere partij haar eigen kosten draagt. Het arrest is gewezen op 21 oktober 2014.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.137.926
(zaaknummer rechtbank Utrecht 327279)
arrest van de vierde kamer van 21 oktober 2014
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna: de man,
advocaat: mr. A.E. van Solinge,
tegen:
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna: de vrouw,
advocaat: mr. E. Keijzerwaard.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van
19 september 2012 en 12 december 2012, die de rechtbank Utrecht tussen de vrouw als eiseres in conventie tevens verweerster in voorwaardelijke reconventie en de man als gedaagde in conventie tevens eiser in voorwaardelijke reconventie heeft gewezen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 5 maart 2013,
- de memorie van grieven, met negen producties, en
- de memorie van antwoord.
2.2
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

3.De vaststaande feiten

Het hof gaat in hoger beroep uit van de feiten zoals beschreven in de rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.7 van het (bestreden) vonnis van 12 december 2012.

4.De motivering van de beslissing in hoger beroep

4.1
Partijen zijn op 3 september 1993 op huwelijkse voorwaarden, met uitsluiting van iedere gemeenschap van goederen, gehuwd. Het huwelijk is door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 29 juli 2009 op 17 september 2009 ontbonden. Ten tijde van het huwelijk hielden partijen gezamenlijk 100% van de aandelen in de besloten vennootschap [A] B.V. (verder: de aandelen), de vrouw voor een derde en de man voor twee derde.
4.2
In eerste aanleg in conventie heeft de vrouw gevorderd voor recht te verklaren dat zij de bij het convenant van 28 mei 2009 vastgestelde afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden rechtsgeldig buitengerechtelijk heeft vernietigd wegens benadeling van de vrouw voor meer dan een kwart en partijen te veroordelen om over te gaan tot de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap en afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden binnen één maand na betekening van het vonnis, met veroordeling van de man in de proceskosten. De vrouw heeft tevens gesteld dat wat betreft de woning en inboedel feitelijk al is afgerekend conform het finaal verrekenbeding en dat zij de verrekening van de waarde van de polis en de bankrekeningen laat voor wat het is. Haar vordering in eerste aanleg komt er op neer dat zij een verklaring voor recht heeft gevorderd dat zij de in het convenant neergelegde afspraken omtrent de verrekening van de waarde van de aandelen op grond van artikel 3:196 Burgerlijk Wetboek (BW) partieel buitengerechtelijk heeft vernietigd. Zij heeft gevorderd dat met betrekking tot die aandelen alsnog wordt afgerekend conform het finaal verrekenbeding.
4.3
De man heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Voor zover de buitengerechtelijke verklaring van de vrouw rechtsgeldig mocht zijn en partijen de huwelijkse voorwaarden en hun eenvoudige gemeenschappen opnieuw moeten gaan verdelen en verrekenen, heeft hij bij wijze van voorwaardelijke vordering in reconventie gevorderd de vrouw te veroordelen tot betaling van € 188.975,- aan de man (wegens onverschuldigde betaling) en
€ 45.656,- (wegens verrekening), met veroordeling van de vrouw in de proceskosten.
4.4
De rechtbank heeft in het bestreden vonnis geoordeeld dat uit niets blijkt dat partijen al toepassing hebben gegeven aan het finaal verrekenbeding. Het convenant waarin partijen verklaren niets meer van elkaar te vorderen hebben ziet alleen op de verdeling van de boedel, waartoe de aandelen niet behoren. De rechtbank heeft partijen in conventie veroordeeld om alsnog over te gaan tot afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden binnen één maand na betekening, de proceskosten gecompenseerd en het meer of anders gevorderde afgewezen.
Omdat niet aan de voorwaarde is voldaan is de rechtbank niet toegekomen aan behandeling van de voorwaardelijke eis in reconventie.
4.5 De man is met vijf grieven in hoger beroep gekomen, te weten een algemene grief, de grieven I tot en met III en een niet genummerde grief tegen de proceskostenveroordeling.
4.6
De algemene grief en grief I richten zich tegen het oordeel van de rechtbank dat uit niets blijkt dat partijen toepassing hebben gegeven aan het tussen hen geldende finaal verrekenbeding en dat dit alsnog moet gebeuren. Volgens de man heeft wel degelijk verrekening plaatsgevonden van de waarde van de vermogens die partijen aan het eind van het huwelijk hadden.
4.7
Het hof oordeelt als volgt. Tussen partijen is niet in geschil dat zij bij de afwikkeling van hun huwelijk begeleid werden door twee mediators, die geen jurist zijn. Voorts staat vast dat partijen overleg hebben gevoerd over de verdeling van de waarde van hun vermogens en dat dit overleg heeft geresulteerd in een voorstel van de vrouw aan de man in een e-mail van
26 april 2009, met copy confirmed aan de mediators. In die e-mail schrijft de vrouw:

In mijn mailtje van 10 april heb ik uitgelegd dat voor mij de grens bereikt is in de manier waarop je onze scheiding benadert. Ik heb in die mail aangegeven waar voor mij de grenzen liggen en ik stel voor deze met de mediators te bespreken en daar vast te stellen of we er in onderling overleg uit gaan komen of dat het toch beter is een advocaat in te schakelen.
Samenvattend bestaat het convenant voor mij uit de volgende componenten:
OuderschapsplanIk blijf, ondanks afgelopen weken, van mening dat co-ouderschap de beste manier zou zijn onze kinderen op te voeden. (…)Co-ouderschap is alleen mogelijk als je je houdt aan de afspraken zoals we die bij [B] en [C] gemaakt en in het ouderschapsplan beschreven hebben en als je je daarnaast onthoud van negatief commentaar op mij, mijn familie en [D] richting de kinderen en richting diegenen die contact hebben met de kinderen. Ik heb deze aanvulling in het ouderschapsplan bijgevoegd.(…) wil ik voor het co-ouderschap een proefperiode van 2 jaar afspreken met evaluatiemomenten onder begeleiding van de mediators eind dit jaar, in juni 2010 en in februari 2011..Daarna wil ik jaarlijks een evaluatiemoment in februari onder begeleiding van de mediators om vast te stellen of de gemaakte afspraken werken of aan herziening toe zijn als gevolg van gewijzigde omstandigheden.
HuisOnze woonsituaties zijn inmiddels geregeld. Zoals ik je in mijn mail van 10 april in reactie op jouw mail uitlegde zijn de rekeningen voor de taxatie van jouw huis (…) voor jouw rekening alsmede de rekening van van [E] en de boete van ABN. (…)
InboedelIs in principe geregeld op de zaken na, die conform de lijst aan mij overgedragen moeten worden en de effectuering van de zaken die verkocht moeten worden (eettafel en stoelen).Over de auto’s hebben we nog een verschil van mening. Deze horen tot de inboedel, ook al zijn ze om fiscale redenen op de zaak gezet, ze hebben echter geen directe relatie met de bedrijfsvoering.
Pensioen(…) Ik vind het in lijn met onze manier van financiën beheren en onze huwelijkse voorwaarden, dat we afzien van aanspraak op elkaars pensioen.
AlimentatieWe zien beide af van partneralimentatie en betalen € 1000 per maand kinderalimentatie. (…)Aandelen [A]Onder de hierboven vermelde voorwaarden ben ik bereid mijn aandelen [A] en indirect in [F], om niet aan jou over te dragen. Je begrijpt dat ik mij alle rechten voorbehoud als de mediation op wat voor manier dan ook strandt.
Ik hoop van harte in het belang van de kinderen en van onszelf dat we er op deze manier uit kunnen komen.(…)
4.8
Partijen hadden op dat moment de verdeling van de eenvoudige gemeenschap,
bestaande uit de echtelijke woning reeds verdeeld, in die zin dat deze aan de man was
toebedeeld en bij notariële akte van 27 februari 2009 aan de man was geleverd.
4.9
De man heeft het voorstel van de vrouw geaccepteerd. Vervolgens hebben zij
afspraken gemaakt over het door de man te betalen bedrag ter zake van de overbedeling van
de inboedel (€ 7.475,-) en het door hem voor de auto’s aan de vrouw te betalen bedrag
(€ 9.000,-), dus in totaal € 16.475,-. Vervolgens hebben de mediators het convenant opgesteld, dat door partijen op 28 mei 2009 is ondertekend. In dat convenant zijn - daarover verschillen partijen niet van mening - de in het voorstel opgenomen voorwaarden met betrekking tot de kinderen, de partneralimentatie en de opgebouwde pensioenrechten verwoord. Verder staat in het convenant:

(…)
Boedelverdeling
7. De boedel bestaat uit de volgende onderdelen:

De roerende zaken: deze worden verdeeld en verrekend overeenkomstig bijlage 2.
De man betaalt binnen 1 maand na inschrijving echtscheiding € 16.475,- aan de vrouw.

Er zijn geen gezamenlijke rekeningen/spaarrekeningen.

Pensioenrechten: geregeld in punt 8.

Op grond van de huwelijkse voorwaarden vallen buiten de boedel:
de woningen van de man en de vrouw en het bedrijf van de man: [F] B.V.
Opgebouwde pensioenrechten
8. Partijen doen over en weer afstand van de wederzijde pensioenrechten/gelden.
(…)
Vrijwaring en finale kwijting
(…)
11. Partijen verklaren terzake van de verdeling na uit voering van bovenstaande niets meer van elkaar te vorderen te hebben en verlenen elkaar over en weer te dier zake finale kwijting.
(…)
4.1
Partijen hebben vervolgens uitvoering gegeven aan het door de man geaccepteerde voorstel van de vrouw en de afspraken in het convenant. Zo stelt de man, onbetwist, dat hij op 16 april 2009 € 7.475,- heeft betaald en op 4 juni 2009 € 9.000,-. Voorts hield ieder zijn eigen bankrekeningen. De door de vrouw gehouden aandelen zijn bij notariële akte van
4 juni 2009 voor € 1,- aan de man geleverd.
4.11
Uit de inhoud van de e-mail van de vrouw van 26 april 2009, dat een voorstel bevatte over de diverse geschilpunten die partijen nog verdeeld hielden, de inhoud van het convenant en de notariële akten ter zake van de levering van de voormalig echtelijke woning en de aandelen en de uitvoering van de overige afspraken in het convenant over de kinderen, de boedel, het pensioen, leidt het hof af dat de vrouw - naar de man redelijkerwijze mocht begrijpen - met die e-mail van 26 april 2009 heeft beoogd een regeling voor te stellen om tot algehele afwikkeling van de (financiële) gevolgen van de echtscheiding te komen, omdat de vrouw graag van de zaak af wilde (een package-deal). Zij schrijft immers zelf in haar voorstel onder het kopje “Aandelen [A]” dat zij zich “alle rechten voorbehoud(t) als de mediation op wat voor manier dan ook strandt”. De mediation is niet gestrand, maar heeft geleid tot overeenstemming.
4.12
Het hof is van oordeel dat uit de hiervoor onder 4.11 vermelde omstandigheden volgt dat partijen met het convenant en de notariële akten hebben beoogd de financiële gevolgen van de echtscheiding te regelen, in die zin dat zij de tussen hen bestaande eenvoudige gemeenschappen (de woning en de inboedel) hebben verdeeld en de waarde van de aandelen overeenkomstig de huwelijks voorwaarden hebben verrekend. Weliswaar staat in het convenant opgenomen onder punt 7, vierde onderdeel, dat de woningen en de aandelen [A] buiten de boedel vallen (zie onder 4.9 hierboven), doch beide partijen geven aan dat de mediators niet juridisch geschoold waren. Uit het gegeven dat partijen wat de woningen betreft al uitvoering hadden gegeven aan hun afspraken daarover en de man het voorstel van de vrouw dat haar aandelen om niet aan hem zouden worden overgedragen, al had geaccepteerd én het gegeven dat in het convenant onder de punten 10 en 11 partijen elkaar vrijwaren en elkaar over en weer finale kwijting verlenen, leidt het hof af dat partijen (en hun mediators) kennelijk het oog hebben gehad op een finale afrekening en vermogensrechtelijke afwikkeling van hun huwelijk. Dat betekent dat, anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, partijen niet alsnog dienen over te gaan tot de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden.
De algemene grief en grief I van de man slagen. Het bestreden vonnis (in conventie) zal dan ook vernietigd moeten worden.
4.13
Het voorgaande brengt met zich (devolutieve werking), dat alsnog beoordeeld moet worden of de vrouw gerechtigd was de gemaakte afspraken over de verrekening van de waarde van de aandelen op grond van artikel 3:196 lid 1 BW buitengerechtelijk te vernietigen. De vrouw stelt dat dit het geval is, omdat de waarde van de onderneming op de peildatum € 656.583,- bedroeg. De man betwist dit gemotiveerd en stelt dat de waarde van de onderneming op 19 juni 2009 € 4.373,- bedroeg, terwijl hij in voorwaardelijke reconventie stelt zelf benadeeld te zijn door de financiële afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden, zoals deze heeft plaatsgevonden.
4.14
Het hof stelt voorop dat artikel 3:196 BW ingevolge artikel 1:135 lid 2 BW op een verrekening van toepassing is, met dien verstande dat voor de beoordeling van de vraag of benadeling als bedoeld in artikel 3:196 BW heeft plaatsgevonden, de in artikel 1:142 BW genoemde tijdstippen bepalend zijn. De artikelen 6:228-230 BW zijn ingevolge artikel 1:135 juncto artikel 3:199 BW niet op de verrekening van toepassing.
4.15
Ingevolge artikel 1:135 juncto artikel 3:196 lid 1 BW is een verrekening vernietigbaar, wanneer een deelgenoot omtrent de waarde van een of meer der te verdelen goederen en schulden heeft gedwaald en daardoor voor meer dan een vierde gedeelte is benadeeld. Wanneer een benadeling voor meer dan een vierde is bewezen, wordt de benadeelde vermoed omtrent de waarde van een of meer der te verdelen goederen en schulden te hebben gedwaald. Een verdeling is niet op grond van dwaling omtrent de waarde van een of meer der te verdelen goederen en schulden vernietigbaar, indien de benadeelde de toedeling te zijnen bate of schade heeft aanvaard, aldus lid 4 van artikel 3:196 BW.
4.16
Het hof begrijpt grief II van de man aldus, dat hij zich op het standpunt stelt dat - als al geoordeeld zou moeten worden dat sprake is van benadeling, hetgeen hij gemotiveerd betwist - de vrouw het risico van benadeling wat betreft de verrekening van de waarde van de aandelen bewust heeft aanvaard en dat zij daarmee haar recht op vernietiging bewust heeft prijsgegeven.
4.17
Het hof stelt vast dat nog geenszins vaststaat dat sprake is van een benadeling van de vrouw van meer dan een vierde, nu de man de door de vrouw overgelegde waardering van [F] B.V. door financieel adviseur[H], gemotiveerd heeft betwist. Hij heeft daartoe een waardering door zijn eigen accountant, een waardering door accountant [I] van B&O Consultants B.V. en twee brieven van register accountant en register valuator [J] overgelegd. Het hof is echter van oordeel dat zelfs indien wel sprake zou zijn van een benadeling van meer dan een kwart, de man moet worden gevolgd in zijn stelling dat vrouw de benadeling bewust heeft aanvaard en daarmee haar recht op vernietiging bewust heeft prijsgegeven.
4.18 Het hof motiveert dit oordeel als volgt. Vaststaat dat de vrouw tijdens het mediation traject onverplicht een voorstel heeft gedaan om tot algehele afwikkeling van de nog openstaande geschilpunten, waaronder de financiële afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden, te komen. Door acceptatie van dit voorstel deden partijen over en weer concessies. De concessies van de man bestonden erin - zo stelt hij onbestreden - dat hij, zonder dat hij inzage kreeg in de door de vrouw opgebouwde pensioenrechten, afstand deed van verevening van die rechten en afstand deed van partneralimentatie. Verder diende hij - naar zijn mening onverplicht - de boete van ABN AMRO Bank en de kosten van taxatie van de voormalig echtelijke woning te betalen. Voorts diende hij de vrouw € 9.000,- ter compensatie van de auto’s die op de balans van het bedrijf stonden te betalen, alsmede een bedrag van € 7.475,- wegens overbedeling ter zake van de verdeling van de inboedel. Ook op het gebied van de opvoeding en verzorging van de uit het huwelijk geboren kinderen deed de man concessies.
De man heeft aangevoerd (conclusie van antwoord sub 20) dat de vrouw medeoprichter en mede aandeelhoudster was van de werkmaatschappij van [A] B.V., te weten uitgeverij [F] B.V., dat zij jaarlijks samen contact hadden met de accountant van de onderneming en dat de administratie voor het grijpen in de kast stond. Zij is hoog opgeleid is (zij heeft een universitaire doctoraalstudie en twee Post-Graduate opleidingen afgerond en volgde een MBA aan de University of Cumbria) en zij was werkzaam als human resources business partner bij een groot bedrijf en mede werkzaam als directielid bij - eveneens een uitgeverij - [K]. De vrouw was geheel op de hoogte van het reilen en zeilen van de onderneming en zij wist hoe het de afgelopen jaren was gegaan met het bedrijf: “een struggle to survive met een enkele uitschieter naar boven”, aldus nog steeds de man. Deze stellingen zijn door de vrouw niet (althans niet gemotiveerd) weersproken in de conclusie van repliek. In de memorie van antwoord (sub 4) weerspreekt de vrouw nog steeds niet gemotiveerd deze stellingen van de man, doch zij stelt (enkel) dat zij de waarde van de aandelen niet kende en zij wist niets van het reilen en zeilen van de onderneming. Volgens de vrouw zou de man haar gezegd hebben dat de aandelen niets waard waren. Deze laatste, blote stelling voert de vrouw in het laatste processtuk op en is ook niet nader onderbouwd. Het hof gaat daarom voorbij aan die niet onderbouwde stelling, nog daargelaten het feit dat bij de overdracht van in de akte van levering expliciet staat vermeld om welke aandelen het gaat en dat de nominale waarde per aandeel € 45,38 bedraagt. De vrouw had aldus daaruit al kunnen afleiden dat de waarde van de aandelen in die zin niet “nihil” was. De vrouw heeft ter comparitie van 13 november 2012 verklaard dat de man had gezegd dat de aandelen niets waard waren en dat een notaris in Best (daarom? zo begrijpt het hof) weigerde om de notariële leveringsakte op te stellen en dat een andere notaris in Boxtel dat wel wilde doen. Als de vrouw hiermee bedoeld heeft aan te geven dat die overdracht kennelijk juridisch en/of feitelijk niet in orde was, dan heeft zij kennelijk wel het risico aanvaard dat de aandelen feitelijk wel enige waarde hadden, omdat partijen wel naar een tweede notaris zijn gegaan voor die aandelenoverdracht. De vrouw stelt hierover echter verder niets.
Verder bevat de akte een verklaring dat partijen, waaronder de vrouw, “
bekend zijn met de balans welke niet zal worden aangehecht”. De vrouw betwist weliswaar dat zij deze balans heeft gezien, maar zij heeft zich wel akkoord verklaard met de inhoud van deze akte. Voorts bevat de akte een bepaling dat partijen afstand doen van hun bevoegdheid tot vernietiging van de overeenkomst tot koop en verkoop.
4.19
In de gegeven omstandigheden is het hof van oordeel dat zelfs indien de vrouw niet bekend was met de waarde van de aandelen, dit voor haar rekening en risico moet komen. Door zelf voor te stellen de aandelen om niet over te dragen aan de man, moet zij zich ervan bewust zijn geweest dat zij het risico liep te worden onderbedeeld bij de verrekening van de aandelen. Daar stond echter tegenover dat de man op andere, voor haar van belang zijnde geschilpunten, concessies deed. In dat licht bezien moet zij geacht worden haar recht op vernietiging bewust te hebben prijsgegeven en de verrekening te haren bate of schade te hebben aanvaard.
4.2
Aan de stelling van de vrouw dat de huisarts heeft geconstateerd dat zij in die periode een verwaarloosde burn-out had met een acute depressie tot gevolg gaat het hof voorbij, nu zij die stelling niet met enige stukken heeft onderbouwd. Bovendien wekt de heldere structuur en taal van haar e-mail van 26 april 2009 (zie onder 4.7) niet de indruk dat de vrouw zich niet bewust was van hetgeen zij voorstelde en waarop de man (en de mediators aan wie de mail cc was gestuurd) ook niet zou(den) hebben mogen vertrouwen. Grief II van de man slaagt.
4.21
De conclusie is dat de vorderingen van de vrouw (in conventie) alsnog moeten worden afgewezen.
4.22
Nu niet aan de voorwaarde is voldaan waaronder de reconventionele vordering van de man is ingesteld, komt het hof aan de behandeling van die reconventionele vordering niet toe.

5.Slotsom

5.1
De grieven I en II slagen en grief III behoeft bij gebrek aan zelfstandige betekenis, geen bespreking. Het bestreden vonnis moet worden vernietigd en de vorderingen van de vrouw in conventie zullen alsnog worden afgewezen.
5.2
Het hof ziet geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt dat, gelet op de omstandigheid dat partijen voormalige echtelieden zijn en het geschil ziet op de financiële afwikkeling van de echtscheiding, de kosten van beide instanties dienen te worden gecompenseerd zoals hierna vermeld.

6.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt het tussen partijen gewezen vonnis in conventie van de rechtbank Utrecht van
12 december 2012 en doet opnieuw recht:
wijst de vorderingen (in conventie) van de vrouw af;
compenseert de kosten van beide instanties aldus dat iedere partij haar eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.A. Dozy, R. Prakke-Nieuwenhuizen en M.H.H.A. Moes en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 21 oktober 2014.