In deze zaak gaat het om het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Nederland, waarin de waarde van de onroerende zaak aan de [a-straat] 82 te [Z] werd vastgesteld op € 499.000 per waardepeildatum 1 januari 2011. De heffingsambtenaar van de gemeente Nijkerk had deze waarde vastgesteld op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De rechtbank had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in hoger beroep ging. Tijdens de zitting op 9 januari 2014 werd belanghebbende bijgestaan door zijn echtgenote en een gemachtigde. De heffingsambtenaar werd vertegenwoordigd door een WOZ-taxateur. Belanghebbende betwistte de waarde, stellende dat de referentiepanden die door de taxateur waren gebruikt niet vergelijkbaar waren en dat er onvoldoende rekening was gehouden met de ligging en de staat van de onroerende zaak. Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende bewijs had geleverd voor de vastgestelde waarde en verwierp de argumenten van belanghebbende. Het Hof concludeerde dat de waarde van € 499.000 niet te hoog was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De proceskosten werden niet toegewezen.