Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in het principaal hoger beroep, verder te noemen: de vrouw
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
14 augustus 2014.
3.De vaststaande feiten
- [kind 2], verder: [kind 2], geboren op [geboortedatum] 1993, en
"3. De partneralimentatie
*de helft van de aan de ING bank verschuldigde hypothecaire rente van (destijds)
- te bepalen welke bedragen de man en de vrouw ingaande 1 april 2013, althans een latere
4.De omvang van het geschil
- de man met ingang van 22 april 2013 met uitsluiting van de vrouw gerechtigd zal zijn tot
het gebruik van de woning tot het moment dat deze na verkoop wordt geleverd aan derden;
de per maand aan de ING verschuldigde hypotheekrente van thans € 1.957,58;
de forfaitaire eigenaarslasten ad € 95,- per maand, en heeft
- het meer of anders verzochte -waaronder het verzoek van de vrouw te bepalen dat de man
De vrouw verzoekt voorts:
De vrouw heeft in hoger beroep haar verzoek vermeerderd.
- te bepalen dat de man meewerkt aan verlaging van de vraagprijs van de woning naar € 435.000,- met een minimale onderhandelingsruimte van € 20.000,- en zijn medewerking verleent aan alle handelingen die de makelaar van partijen noodzakelijk acht voor de verkoop van de woning en bij weigeren/nalaten door de man de vrouw te machtigen namens de man alle handelingen te verrichten die noodzakelijk zijn voor de verkoop en levering van de woning, waaronder het tekenen van de koopovereenkomst en het transporteren van de leveringsakte, waarbij de te geven beschikking in de plaats zal treden van de instemmende verklaring van de man, althans dit alles op straffe van een aan de vrouw te betalen dwangsom van € 500,- per dag voor iedere dag dat de man in gebreke blijft hieraan te voldoen, en:
- voor het geval de gebruiksvergoeding wordt afgewezen, te bepalen dat de man zijn medewerking verleent aan verhuur van de woning aan een derde en verder zijn medewerking zal verlenen aan alle handelingen die de makelaar van partijen noodzakelijk acht voor de verhuur van de woning en bij weigeren/nalaten door de man de vrouw te machtigen namens de man alle handelingen te verrichten die noodzakelijk zijn voor de verhuur van de woning, waaronder het tekenen van de verhuurovereenkomst, waarbij de te geven beschikking in de plaats zal treden van de instemmende verklaring van de man, althans dit alles op straffe van een aan de vrouw te betalen dwangsom van € 500,- per dag voor iedere dag dat de man in gebreke blijft hieraan te voldoen.
5.De motivering van de beslissing
Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft de advocaat van de vrouw verklaard dat de vrouw niet terug wil naar de voormalige echtelijke woning en dat de vrouw ermee kan leven dat de man in die woning blijft wonen.
6.De slotsom
7.De beslissing
M.S. van Gaalen, bijgestaan door W.W.M.W. van den Bosch als griffier, en is op 30 oktober 2014 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.