ECLI:NL:GHARL:2014:9188

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 december 2014
Publicatiedatum
28 november 2014
Zaaknummer
21-001170-14
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechters in strafzaak

In deze zaak heeft de wrakingskamer van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 december 2014 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van de rechters mrs. J.P. Bordes, J.D. den Hartog en A.J. Smit. Het verzoek tot wraking werd ingediend door de verdachte, die zich niet in de beslissingen van de rechters kon vinden. De verdachte had op de pro formazitting van 5 augustus 2014 verzocht om onderzoekswensen te bespreken, maar kreeg daar geen gelegenheid toe. Tijdens de zitting op 30 september 2014 deed de verdediging opnieuw verzoeken om getuigen te horen en aanvullend bewijs aan te leveren, welke verzoeken werden afgewezen. De verdachte concludeerde dat deze beslissingen voortkwamen uit vooringenomenheid van de rechters.

De wrakingskamer heeft de ontvankelijkheid van het verzoek beoordeeld en vastgesteld dat het verzoek tijdig was ingediend. Bij de beoordeling van de onpartijdigheid van de rechters is het uitgangspunt dat rechters uit hoofde van hun aanstelling onpartijdig worden geacht, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De wrakingskamer oordeelde dat de door de verdachte aangevoerde gronden niet voldoende zwaarwegend waren om aan te nemen dat de rechters vooringenomen waren.

De wrakingskamer benadrukte dat het wrakingsmiddel niet kan dienen als een verkapt rechtsmiddel tegen onwelgevallige beslissingen van de zittingsrechter. De beslissing van de wrakingskamer was dat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de rechters, en dat de afwijzing van de verzoeken van de verdediging niet als zodanig kon worden gekwalificeerd. Het verzoek tot wraking werd dan ook afgewezen.

De uitspraak werd gedaan door mr. H. Abbink als voorzitter, bijgestaan door mrs. C.M. Ettema en R. Prakke-Nieuwenhuizen, en werd op 1 december 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Uitspraak

Wrakingskamer

Parketnummer: 21-001170-14
Wrakingsnummer: 200.157.688
Uitspraakdatum: 1 december 2014
Beslissinggewezen op het verzoek als bedoeld in artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering, gedaan door

[Verdachte]

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans verblijvende in [verblijfplaats].
De procedure
Ter terechtzitting van 30 september 2014 is namens verzoeker om wraking verzocht van
mrs. J.P. Bordes, J.D. den Hartog en A.J. Smit. Deze raadsheren hebben aangegeven dat zij niet in de wraking berusten en dat zij er geen behoefte aan hebben om te worden gehoord bij de behandeling van het wrakingsverzoek.
De wrakingskamer heeft ter zitting van 27 oktober 2014 gehoord de raadsman van verzoeker en ter zitting van 17 november 2014 gehoord verzoeker en zijn raadsman.
Ontvankelijkheid
De wrakingskamer acht het verzoek tijdig gedaan en ook overigens ontvankelijk.
De gronden van het verzoek tot wraking
Ter onderbouwing van het wrakingsverzoek is - kort gezegd - het volgende aangevoerd.
De verdediging heeft op de pro formazitting van 5 augustus 2014 verzocht onderzoekswensen aan de orde te stellen en/of nader te motiveren. Op die terechtzitting is de verdediging daartoe niet in de gelegenheid gesteld. Ter terechtzitting van 30 september 2014 heeft de verdediging - ter onderbouwing van verdachtes alibi - verzocht een aantal getuigen te horen, een aantal stukken aan het dossier toe te voegen en nader onderzoek te laten verrichten. Al die verzoeken zijn afgewezen. Verzoeker heeft geconcludeerd dat dit onbegrijpelijke beslissingen zijn waarvoor redelijkerwijs geen andere verklaring is te geven dan dat deze door vooringenomenheid zijn ingegeven.
De beoordeling van het verzoek tot wraking
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter staat voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn. Dit lijdt slechts uitzondering indien zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een verdachte een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij de verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
De wrakingskamer stelt voorts voorop, dat het middel van wraking niet een verkapt rechtsmiddel kan zijn tegen - de verzoeker onwelgevallige - (processuele) beslissingen van de zittingsrechter. Het behoort tot de normale taak van de zittingsrechter, gaande de procedure, (tussen)beslissingen te nemen over (onder meer) het al dan niet horen van getuigen en deskundigen. Grond voor wraking bestaat alleen als uit de beslissing, waaronder begrepen de motivering, zwaarwegende aanwijzingen als hiervoor omschreven kunnen worden afgeleid.
De wrakingskamer is van oordeel dat uit de (motivering van) de (processuele) beslissingen van het hof op grond waarvan het wrakingsverzoek is gedaan niet zulke zwaarwegende aanwijzingen kunnen worden afgeleid. Uit die beslissingen op zichzelf, noch in hun onderlinge samenhang beschouwd, valt geen vooringenomenheid af te leiden omtrent schuld of onschuld van verzoeker of enig ander op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting te beslissen punt. Evenmin kan daaruit een objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor worden afgeleid.
Met betrekking tot wat is aangevoerd over de pro formazitting overweegt de wrakingskamer nog dat het gebruikelijk is dat op zo een terechtzitting alleen verzoeken betreffende de voorlopige hechtenis kunnen worden gedaan. Bij brief van 11 juni 2014 is de raadsman dat ook medegedeeld.
Het wrakingsverzoek zal op grond van het bovenstaande worden afgewezen.
BESLISSING
Het hof (wrakingskamer):
Wijst het verzoek tot wraking van mrs. J.P. Bordes, J.D. den Hartog en A.J. Smit af.
Aldus gewezen door
mr. H. Abbink, voorzitter,
mrs. C.M. Ettema en R. Prakke-Nieuwenhuizen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. W.B. Kok, griffier,
en op 1 december 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.