In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Stichting [X] tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen, waarin de leges voor een bouwvergunning van € 150.217,29 door de gemeente Bronckhorst zijn gehandhaafd. De rechtbank had het beroep van de stichting ongegrond verklaard. De stichting stelt dat de legesnota vernietigd moet worden omdat de gemeente geen dienst heeft verleend zoals bedoeld in artikel 229, eerste lid, letter b van de Gemeentewet. Subsidiair stelt zij dat de legesverordening onverbindend is, omdat er ten tijde van het vaststellen van de legestarieven geen ramingen van baten en lasten waren opgesteld, waardoor toetsing aan de opbrengstlimiet niet mogelijk was. De heffingsambtenaar van de gemeente Bronckhorst betwist deze stellingen en stelt dat er wel degelijk sprake is van dienstverlening waarvoor leges geheven kunnen worden. Het Hof oordeelt dat de legesverordening geldig is en dat de leges terecht zijn geheven, omdat de behandeling van de aanvraag van de bouwvergunning in wezen het individuele belang van de aanvrager dient. Het Hof concludeert dat de opbrengstlimiet niet is overschreden en verklaart het hoger beroep ongegrond.