Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekers in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 december 2014, gaat het om een verzoek van de Stichting Bureau Jeugdzorg Gelderland om vervangende toestemming voor een noodzakelijke medische behandeling van de minderjarige [minderjarige]. De ouders van [minderjarige], die gezamenlijk het gezag uitoefenen, hebben in hoger beroep de beschikking van de kinderrechter van 25 september 2014 aangevochten, waarin toestemming werd verleend voor de medische behandeling en hun verzoek werd afgewezen. De ouders zijn van mening dat er geen noodzaak is voor de medische behandeling en dat de stichting onzorgvuldig heeft gehandeld door de overplaatsing van [minderjarige] naar een gezinshuis te regelen zonder voldoende onderzoek naar de gevolgen van deze overplaatsing.
Het hof heeft vastgesteld dat [minderjarige] sinds 2011 onder toezicht staat van de stichting en dat hij in een woongroep verbleef waar hij zich positief ontwikkelde. De ouders hebben betoogd dat de stichting niet heeft aangetoond dat de medische behandeling noodzakelijk is om ernstig gevaar voor de gezondheid van [minderjarige] te voorkomen. Het hof oordeelt dat de stichting onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de noodzaak van de overplaatsing en dat de beslissing om [minderjarige] over te plaatsen niet zorgvuldig is voorbereid. De stichting heeft nagelaten om deskundigen te raadplegen en de impact van de overplaatsing op de hechtingsproblematiek van [minderjarige] te onderzoeken.
Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de kinderrechter vernietigd en het verzoek van de stichting om vervangende toestemming voor de medische behandeling afgewezen. Tevens is de beslissing van de stichting tot overplaatsing van [minderjarige] naar het gezinshuis vernietigd. Het hof heeft geoordeeld dat de stichting niet heeft voldaan aan de vereisten van zorgvuldigheid en motivering bij haar besluitvorming.