ECLI:NL:GHARL:2015:10168

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 november 2015
Publicatiedatum
8 februari 2016
Zaaknummer
200.176.064
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding tussen partijen met een huwelijk gesloten te Mogadishu, Somalië; rechtsmacht en toepasselijk recht zonder huwelijksakte

In deze zaak gaat het om een echtscheiding tussen een vrouw en een man die op 15 december 2006 te Mogadishu, Somalië, met elkaar zijn gehuwd. De vrouw, die zowel de Somalische als de Nederlandse nationaliteit bezit, heeft in hoger beroep verzocht om de beschikking van de rechtbank Gelderland van 7 juli 2015 te vernietigen, waarin zij niet-ontvankelijk werd verklaard in haar verzoek tot echtscheiding. De man, die zonder bekende woon- of verblijfplaats is, is niet verschenen op de zitting. Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw het huwelijk op andere wijze voldoende aannemelijk heeft gemaakt, ondanks het ontbreken van een officiële huwelijksakte. De verklaringen van beide partijen over de huwelijksvoltrekking komen overeen, en de vrouw heeft plausibel uitgelegd waarom zij geen officiële akte heeft. Het hof oordeelt dat de vrouw al jaren in Nederland woont en dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. Daarom wordt het verzoek tot echtscheiding toegewezen. Het hof vernietigt de eerdere beschikking en spreekt de echtscheiding uit, waarbij de beschikking uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.176.064
(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, 264331)
beschikking van de familiekamer van 24 november 2015
inzake
[verzoekster](voorheen [verzoekster]),
wonende te [woonplaats]
verzoekster in hoger beroep, verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. K.J.M. Slangen te Arnhem,
en
[verweerder],
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
verweerder in hoger beroep, verder te noemen: de man.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaat Zutphen, van 7 juli 2015, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit het beroepschrift met producties, ingekomen op 25 augustus 2015.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 22 oktober 2015 plaatsgevonden. De vrouw is verschenen, vertegenwoordigd door haar advocaat en bijgestaan door een tolk, [A]. Gelet op de onbekende woon- en verblijfplaats van de man is hij in het openbaar opgeroepen in de Staatscourant. De man is niet verschenen.

3.De vaststaande feiten

3.1
In het Rapport van Eerste Gehoor van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (verder: IND) van 1 april 2008 en het Rapport van Nader Gehoor van 21 mei 2008 is de verklaring van de vrouw opgenomen waarin zij aangeeft op [geboortedatum] 1984 geboren te zijn en dat zij de Somalische nationaliteit bezit. De vrouw heeft (ook) de Nederlandse nationaliteit.
3.2
In het interview van de IND met de man op 5 juni 2009 heeft hij verklaard dat hij is geboren op [geboortedatum] 1973 en de Somalische nationaliteit bezit.
3.3
Uit het gestelde - op 15 december 2006 te Mogadishu te Somalië gesloten - huwelijk van partijen zijn geen kinderen geboren.
3.4
Op 1 juli 2009 heeft de vrouw bij de gemeente Montferland een verklaring onder ede afgelegd omtrent haar burgerlijke staat en is het huwelijk in het GBA, thans Basis Registratie Personen, geregistreerd.
3.5
Op 19 mei 2014 heeft de vrouw bij de rechtbank een verzoekschrift tot echtscheiding ingediend. De man heeft hiertegen geen verweer gevoerd.
3.6
Bij beschikking van 7 juli 2015 heeft de rechtbank de vrouw niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek.

4.De omvang van het geschil

De vrouw is met drie grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking van 7 juli 2015. Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen. De vrouw verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en bij beschikking, primair de echtscheiding uit te spreken tussen partijen op 15 december 2006 te Mogadishu (Somalië) gesloten huwelijk en subsidiair te verklaren voor recht dat er geen sprake is van een rechtsgeldig huwelijk dan wel dat het huwelijk is ontbonden.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 3, lid 1, aanhef en onder a, Verordening (EG) nr. 2201/2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid van de Raad van de Europese Unie van 27 november 2003 (Brussel II-bis) is de Nederlandse rechter bevoegd om van het verzoek tot echtscheiding kennis te nemen nu de vrouw haar gewone verblijfplaats in Nederland heeft.
5.2
Op grond van artikel 10:56 Burgerlijk Wetboek (verder: BW) is Nederlands recht op
de echtscheiding van toepassing.
5.3
In artikel 815 lid 5 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) is onder andere bepaald dat bij het indienen van een verzoek tot echtscheiding dienen te worden overgelegd:
a. (http://maxius.nl/wetboek-van-burgerlijke-rechtsvordering/artikel815/lid5/onderdeela) een afschrift of uittreksel van de huwelijksakte;
b. (http://maxius.nl/wetboek-van-burgerlijke-rechtsvordering/artikel815/lid5/onderdeelb) bescheiden betreffende de gronden waarop de rechter ingevolge artikel 4 (http://maxius.nl/wetboek-van-burgerlijke-rechtsvordering/artikel4/) rechtsmacht heeft;
c. (http://maxius.nl/wetboek-van-burgerlijke-rechtsvordering/artikel815/lid5/onderdeelc) (…);
d. (http://maxius.nl/wetboek-van-burgerlijke-rechtsvordering/artikel815/lid5/onderdeeld) (…)
e. (http://maxius.nl/wetboek-van-burgerlijke-rechtsvordering/artikel815/lid5/onderdeele) (…).
In artikel 815 lid 6 Rv is bepaald dat indien het ouderschapsplan, bedoeld in het tweede lid, of de stukken, bedoeld in het vijfde lid, onderdelen a tot en met c, redelijkerwijs niet kunnen worden overgelegd, kan worden volstaan met overlegging van andere stukken of op andere wijze daarin kan worden voorzien, een en ander ter beoordeling van de rechter.
5.4
Het hof stelt vast dat in deze procedure geen afschrift of uitreksel van de huwelijksakte is overgelegd, zodat op grond van artikel 815 lid 6 Rv middels andere stukken of op andere wijze daarin moet worden voorzien. Het hof is van oordeel dat de vrouw het bestaan van het huwelijk op andere wijze voldoende aannemelijk heeft gemaakt en overweegt daartoe het volgende.
Uit het rapport van het eerste gehoor bij de IND van 1 april 2008 blijkt dat de vrouw heeft verklaard dat zij op 15 december 2006 met de man in Mogadishu is gehuwd. De vrouw voert aan dat sprake is van een traditioneel huwelijk waardoor zij niet over een officiële huwelijksakte beschikt. Ter mondelinge behandeling in hoger beroep heeft zij daarover verklaard dat zij deze akte niet heeft en ook niet weet of een akte is opgemaakt. Voor zover die akte al is opgemaakt, wordt die volgens de vrouw op grond van Somalisch gebruik enkel aan de man verstrekt. De man heeft tijdens zijn interview op 5 juni 2009 op de Nederlandse Ambassade te Addis Abeba eveneens verklaard dat het huwelijk tussen partijen op 15 december 2006 te Mogadishu heeft plaatsgevonden en heeft daartoe een kopie van een Somalische huwelijksakte overgelegd. De verklaringen over wanneer en waar het huwelijk tussen partijen heeft plaatsgevonden komen derhalve overeen. Voorts is door de man op de Nederlandse ambassade een huwelijksakte overgelegd. Dat de vrouw geen kennis heeft van het bestaan van deze huwelijksakte, acht het hof, gelet op de verklaring daaromtrent van de vrouw, aannemelijk.
Partijen hebben ook verklaringen afgelegd over de huwelijksvoltrekking en huwelijkslocatie. De vrouw heeft tijdens het eerste gehoor en ter mondelinge behandeling verklaard dat de man het huis van haar vader heeft gekocht en dat zij daar met hem is gaan wonen. Het huwelijk heeft in die woning, althans in het deel waar de buren woonachtig zijn, plaatsgevonden. Ook de man heeft verklaard dat het huwelijk in zijn huis, dat hij gekocht heeft van de vader van de vrouw, heeft plaatsgevonden. Partijen hebben beiden verklaard dat twee getuigen (vrienden van de man) en een sjeik bij de huwelijksvoltrekking aanwezig waren.
5.5
Het hof is van oordeel dat partijen over de belangrijkste vragen omtrent hun huwelijk, zoals de datum, locatie en wie erbij aanwezig waren, een vergelijkbare verklaring hebben afgelegd. Voorts heeft de man bij de Nederlands Ambassade een huwelijksakte overgelegd. Weliswaar bevatten de overgelegde stukken enkele verklaringen die niet geheel met elkaar overeenstemmen, maar deze zien niet direct op feiten en omstandigheden rondom het huwelijk. Voorts heeft de vrouw, zowel in haar beroepschrift als ter mondelinge behandeling, een plausibele uitleg gegeven voor deze uiteenlopende verklaringen.
5.6
Gelet op hetgeen uit de stukken naar voren is gekomen en de indruk die het hof ter mondeling behandeling van de vrouw heeft gekregen, is het hof van oordeel dat het door de vrouw naar voren gebrachte authentiek overkomt en acht het hof het bestaan van een huwelijk tussen partijen voldoende aannemelijk.
5.7
De vrouw woont al jaren in Nederland en zij heeft de man al jaren niet gezien en gesproken. De man is volgens de vrouw inmiddels gehuwd met een andere vrouw. De vrouw heeft een nieuwe partner met wie zij op 8 maart 2015 een zoon heeft gekregen. De vrouw heeft onbetwist aangevoerd dat het huwelijk tussen partijen duurzaam is ontwricht, zodat het hof het verzoek tot echtscheiding zal toewijzen. Grief 1 slaagt.
5.8
Nu grief 1 slaagt en het primaire verzoek van de vrouw wordt toegewezen, behoeven de andere grieven geen bespreking door het hof.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen slaagt grief 1. Het hof zal de bestreden beschikking vernietigen en beslissen als volgt.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 7 juli 2015 en opnieuw beschikkende:
spreekt tussen partijen, die op 15 december 2006 te Mogadishu te Somalië met elkaar in het huwelijk zijn getreden, de echtscheiding uit;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Feunekes, R. Krijger en M.A.J.S. de Vries Robbé-de Roy van Zuydewijn, bijgestaan door mr. I.T.M.W. Smulders-Jacobs als griffier,
en is op 24 november 2015 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.