[verzoekers] hebben voorts ter toelichting op hun belang bij het houden van een voorlopig getuigenverhoor het volgende aangevoerd.
Zij hebben gesteld dat de hiervoor in 4.15 onder a. tot en met d. omschreven gedragingen onderdeel zijn van een vooraf uitgedachte strategie aan de zijde van Propertize c.s. die tot doel had de eigen tekortkomingen en misstanden binnen de organisatie van SNS c.s. te verhullen, door [verzoekers] de “zwarte piet toe te spelen, hem te criminaliseren en buiten spel te zetten”. Zij hopen dat een voorlopig getuigenverhoor “een koevoet kan zijn om het deksel van de beerput op te lichten”, zoals door [verzoeker sub 1] ter gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep uitgedrukt.
[verzoekers] hebben dit belang echter onvoldoende uitgewerkt. Zo hebben zij niet dan wel onvoldoende toegelicht dat en waarom sprake zou zijn van een onterechte vooropgezette strategie om [verzoeker sub 1] “uit de joint venture te duwen” en hem te beschadigen door het aanvragen van het faillissement van [verzoekster sub 3]. Tegen de achtergrond van de in 4.14 vastgestelde feiten kan het handelen van SNS/SNSPF immers ook verklaard worden als een terechte reactie op de wanprestatie van [verzoekster sub 3].
Ook is geen inzicht verschaft in hoe de in 4.15 onder a. tot en met d. omschreven gedragingen [verzoekers] hebben getroffen, wat de precieze gevolgen voor [verzoekers] zijn van het strafrechtelijke onderzoek in Luxemburg (anders dan dat er kennelijk beslag is gelegd; niet toegelicht is welke vermogensbestanddelen van welke procespartij door de beslagen getroffen zijn). Evenmin is inzicht gegeven in de relatie met Van Lanschot; niet toegelicht is welke informatie aan Van Lanschot Bankiers is verschaft en wat dit voor gevolgen teweeg heeft gebracht voor [verzoeker sub 1] persoonlijk en/of zijn vennootschappen.
Doordat [verzoekers] hun belang bij het houden van dit voorlopig getuigenverhoor niet voldoende hebben geconcretiseerd bevestigen zij in feite het aan hen door Propertize c.s. gemaakte verwijt dat er sprake is van een fishing expedition; in elk geval weerspreken zij dit verwijt onvoldoende gemotiveerd.
Propertize c.s. hebben hun belang bij afwijzing van het verzoek omschreven als het belang om verschoond te blijven van het voorlopig getuigenverhoor, gelet op de tijd en het geld gemoeid met het horen van 32 getuigen in een feitelijk en juridisch complexe en onvoldoende omlijnde zaak.
Het hof is van oordeel dat het onvoldoende geconcretiseerde belang van [verzoekers] niet opweegt tegen dit belang van Propertize c.s. Dit leidt tot de conclusie dat [verzoekers] wegens de onevenredigheid van de betrokken (voor het hof kenbare) belangen, in redelijkheid niet tot toepassing van de bevoegdheid tot het verzoeken van een voorlopig getuigenverhoor kunnen worden toegelaten.