Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Ontstaan en loop van het geding
2.De vaststaande feiten
3.Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
4.Beoordeling van het geschil
5.Kosten
6.Beslissing
3 maart 2015.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Gelderland, die zijn beroep tegen belastingaanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) niet-ontvankelijk heeft verklaard. De belastingaanslagen zijn opgelegd over de jaren 2006, 2007 en 2008, waarbij ook heffingsrente in rekening is gebracht. Belanghebbende, die in het verleden strafrechtelijk is veroordeeld voor drugshandel, heeft bezwaar aangetekend tegen de belastingaanslagen, maar de Inspecteur heeft deze bezwaren ongegrond verklaard. De Rechtbank heeft de beroepen van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de termijn voor het indienen van beroep.
Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld en betoogt dat de niet-ontvankelijkverklaring onterecht is, omdat er verwarring is ontstaan over de verschillende dagtekeningen van de uitspraken op bezwaar. Het Hof oordeelt dat de beroepstermijn correct is berekend en dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet in verzuim is geweest. De stelling van belanghebbende dat de behandelend ambtenaar in bezwaar onduidelijkheid heeft gecreëerd, wordt door het Hof verworpen. Het Hof concludeert dat de Rechtbank terecht de beroepen niet-ontvankelijk heeft verklaard en bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarbij de voorzitter en de andere rechters de argumenten van beide partijen hebben gehoord. De kosten voor de procedure worden niet toegewezen, en belanghebbende kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.