In de e-mail van 22 november 2007, die zag op een eerdere (soortgelijke) investering door [gedaagde], schreef [gedaagde] aan zijn advocaten:
“Als ik het goed begrijp (wederom misschien ook niet) is het onderpand ongeveer twee hectare (…) groot, hetgeen betekent dat er dus ongeveer Eur. 43,-/m2 betaald wordt, aangezien [persoon 2] in zijn gesprek met ons sprak over Eur. 17,- voor landbouwgrond. M.a.w. mocht het mis gaan en de grond blijft landbouwgrond als bestemming houden verliezen wij dan meer als de helft van het geld aangezien de aankoopprijs dus op Eur. 17 zit? Dit is uiteraard voor ons belangrijk om te weten.”
Daarop hebben zijn advocaten later die dag geantwoord:
“Met betrekking tot de landbouwgrond geldt dat de waarde van de grond op dit moment nog niet van belang is; het gaat om de waarde van de grond, indien in de toekomst noodzakelijkerwijs tot uitwinning van de grond dient te worden overgegaan. Deze toekomstige waarde is op dit moment door geen van de partijen te voorspellen. (…)”
Bij e-mail van 28 mei 2008 hebben zijn advocaten aan [gedaagde], ten aanzien van de onderhavige investering met de grond Roden als onderpand, geschreven:
“Terzake van de mogelijke uitwinning van de grond geldt wederom dat dit slechts noodzakelijk zal zijn, wanneer noch Alasco Vastgoed B.V., noch Holland Estate B.V., noch de heer en mevrouw (…) in privé de geldlening, inclusief de rente kunnen terugbetalen.”
Deze e-mails heeft [gedaagde] in de procedure die is geëindigd in het eindarrest van 26 november 2013 (hierna: de eerdere procedure) niet in het geding gebracht. [eisers] zijn van die e-mails pas op de hoogte geraakt nadat zij kennis hadden gekregen van de arresten van het hof ’s-Hertogenbosch in de procedure die [gedaagde] tegen zijn advocaten had geëntameerd en welke procedure hij, ondanks vragen daartoe van het hof, verzwegen had in de eerdere procedure. Pas nadat de eerdere procedure in staat van wijzen voor eindarrest verkeerde, raakten [eisers] bekend met de procedure tegen de advocaten. Het hof ’s-Hertogenbosch heeft bij tussenarrest van 9 juli 2013 overwogen dat de advocaten (die zoals [gedaagde] redelijkerwijs mocht aannemen de waarde van het onderpand en de risico’s in dit kader hadden betrokken bij hun werkzaamheden) zijn tekort geschoten in de uitvoering van hun diensten als advocaat. Voorts heeft dat hof overwogen dat het beroep op eigen schuld gegrond is omdat [gedaagde] tegen de achtergrond van de e-mail van 28 mei 2008 moest begrijpen dat de waarde van de aangeboden zekerheid in de toekomst onzeker was, waardoor hij bijzondere oplettendheid moest betrachten en heeft het hof de mate van eigen schuld gesteld op 50%.
Volgens [eisers] blijkt uit die e-mails dat [gedaagde] zich (ook) bij de investering met de grond Roden als onderpand bewust was van de onzekerheid van de waarde van het onderpand. Daarnaast stellen zij zich op het standpunt dat uit een schadeoverzicht overgelegd bij de dagvaarding in kort geding (van 27 maart 2014) waarin [gedaagde] een voorschot op de schadevergoeding van [eiser sub 2] vorderde, blijkt dat [gedaagde] anders dan hij in de eerdere procedure heeft gesteld, wel een taxatie naar de grond Roden had laten verrichten. In die opstelling staat immers “[de makelaardij] 11/06/2008 taxatiekosten grond 595,00”.
[eisers] stellen zich op het standpunt dat deze feiten voor [eisers] tot een gunstige afloop van de eerdere procedure hadden kunnen leiden. Volgens hen blijkt hieruit dat [gedaagde] op de hoogte was van de waarde van de grond Roden, zodat het causaal verband tussen de fout van [eiser sub 2] en de schade van [gedaagde] ontbreekt. Ook stellen [eisers] dat het hof, indien het met deze feiten bekend was geweest, een andere mate van eigen schuld zou hebben bepaald.