ECLI:NL:GHARL:2015:1817

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 maart 2015
Publicatiedatum
12 maart 2015
Zaaknummer
200.158.471
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meerderjarigverklaring en gezag dan wel voogdij over kind

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de meerderjarigverklaring van de moeder en de uitoefening van het gezag over hun kind. De ouders, hierna gezamenlijk aangeduid als 'de ouders', hebben in hoger beroep vier grieven ingediend tegen de beschikking van de rechtbank Gelderland van 18 september 2014, waarin de stichting Bureaus Jeugdzorg Gelderland als voogdes over het ongeboren kind was benoemd. De ouders verzochten het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en de moeder meerderjarig te verklaren, terwijl de vader belast moest worden met het gezag over het kind.

Tijdens de mondelinge behandeling op 24 februari 2015 zijn de ouders, bijgestaan door hun advocaat, verschenen. De Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling (GI) waren ook vertegenwoordigd. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder en vader beide een belaste voorgeschiedenis hebben, maar dat er positieve ontwikkelingen zijn geweest in hun situatie. De moeder heeft hulp gezocht en een stabiele woonomgeving gecreëerd voor haar en haar kind. Het hof oordeelde dat het in het belang van de moeder en het kind wenselijk was om de moeder meerderjarig te verklaren en het gezag over het kind aan beide ouders toe te kennen.

De beslissing van het hof houdt in dat de beschikking van de rechtbank Gelderland wordt bekrachtigd tot 24 maart 2015, maar met ingang van heden de moeder meerderjarig wordt verklaard en het gezag over het kind aan de ouders wordt opgedragen. De voogdij van de GI eindigt hiermee. Het hof heeft de overige verzoeken afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.158.471
(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, 267039)
beschikking van de familiekamer van 12 maart 2015
inzake
[verzoekster],
en
[verzoeker],
beiden wonende te [woonplaats],
verzoekers in hoger beroep, hierna gezamenlijk te noemen “de ouders” en ieder afzonderlijk te noemen “ de moeder” respectievelijk “de vader”,
advocaat: mr. B. Willemsen te Nijmegen,
en
Raad voor de Kinderbescherming,
regio Gelderland, gevestigd te Arnhem,
verweerder in hoger beroep, verder te noemen: de raad.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Gelderland
(voorheen Stichting Bureau Jeugdzorg Gelderland),
gevestigd te Arnhem,
verder te noemen: de GI.
[belanghebbende 1],
wonende te [woonplaats], verder te noemen: de grootmoeder (mz)
en
[belanghebbende 2]
wonende te [woonplaats], verder te noemen: de grootvader (mz).

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 18 september 2014, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.
2. Het geding in hoger beroep
2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit het beroepschrift, ingekomen op 27 oktober 2014.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 24 februari 2015 plaatsgevonden. De ouders zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaat. Namens de raad is [A] verschenen. Namens de GI is [A] (jeugdbeschermer) verschenen.
Tevens zijn de grootmoeder (mz) en de grootvader (mz) verschenen.

3.De vaststaande feiten

De moeder is geboren op [geboortedatum] 1997. De vader is geboren op [geboortedatum] 1995.Uit de relatie van de ouders is op [geboortedatum] 2014 [kind] geboren.
De vader heeft [kind] erkend.
3.2
De moeder staat sinds 24 juli 2009 onder toezicht van de GI.
3.3
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank de stichting Bureaus Jeugdzorg Gelderland, locatie Tiel benoemd tot voogdes over het toen nog ongeboren kind [kind], en het meer of anders verzochte afgewezen.

4.De omvang van het geschil

4.1
Tussen partijen zijn in geschil de meerderjarigverklaring van de moeder en de vraag wie moet worden belast met de uitoefening van het gezag, dan wel de voogdij over [kind].
4.2
De ouders zijn met vier grieven in hoger beroep gekomen tegen de bestreden beschikking. Deze grieven beogen in hoger beroep het geschil in volle omvang aan de orde te stellen. De ouders verzoeken het hof (naar het hof begrijpt) de bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek van de raad tot benoeming van een voogd alsnog af te wijzen en het verzoek van de moeder om haar meerderjarig te verklaren alsnog toe te wijzen, het verzoek van de ouders om de vader te belasten met het gezag over [kind] alsnog toe te wijzen, en meer subsidiair de grootvader mz te belasten met de voogdij over [kind], indien en voor zover de moeder niet meerderjarig wordt verklaard
4.3
De raad heeft ter mondelinge behandeling verzocht de vader alleen te belasten met het gezag over [kind] en het meer of anders verzochte af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:253ha lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de minderjarige vrouw die als degene die het gezag heeft, haar kind wenst te verzorgen en op te voeden, indien zij de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt, de kinderrechter verzoeken haar meerderjarig te verklaren. De kinderrechter willigt het verzoek slechts in, indien hij dit in het belang van de moeder en haar kind wenselijk oordeelt. Indien een ander met het gezag is belast, wordt de moeder daarmee belast.
5.2
Bij de moeder is sprake van een belaste voorgeschiedenis. Zij staat sinds 2009 onder toezicht van de GI, is opgegroeid in een onveilige en instabiele opvoedingssituatie, heeft veel wisselingen van woonplekken meegemaakt en wordt sinds 2013 begeleid door de jeugdreclassering. Daarnaast is bij haar sprake van persoonlijke problematiek in de vorm van ADHD en de persoonlijkheidsstoornis NAO. Ook de vader heeft een belaste voorgeschiedenis. Bij hem was sprake van ondertoezichtstelling en van gesloten uithuisplaatsing. Toen de moeder in 2014 op haar zestiende jaar zwanger van [kind] raakte, bestond naar het oordeel van het hof voldoende aanleiding voor de rechtbank om deze kwetsbare moeder, die onder toezicht stond niet meerderjarig te verklaren en/of de vader of de grootvader (mz) met het gezag dan wel de voogdij over [kind] te belasten.
Inmiddels is gebleken dat de prille positieve ontwikkelingen die zich ook al tijdens de zwangerschap van de moeder voordeden, zich verder hebben voortgezet. De moeder heeft zelf contact gezocht met Zorggroep Achterhoek, die ervoor heeft gezorgd dat een eengezinswoning beschikbaar kwam waarin de moeder, de vader en [kind] thans samenwonen. Verder aanvaardt de moeder ambulante hulpverlening vanuit Zorggroep Achterhoek voor 10 uur per week en kan zij haar hulpvragen goed formuleren. Verder is gebleken dat de vader betaald werk heeft, dat zij van zijn inkomen kunnen rondkomen en dat er geen financiële zorgen zijn. De moeder gaat binnenkort beginnen met een studie als juridisch medewerker; zij is van plan haar studie te volbrengen zolang [kind] nog niet naar school gaat en daarna werk te gaan zoeken.
Zowel de jeugdwerker als de raad hebben bevestigd dat er geen zorgen zijn over [kind] en dat de ouders het goed doen.
Nu het goed gaat met [kind], de moeder gedurende langere tijd heeft laten zien dat zij haar leven ook in een situatie die veel van haar vergt, op de rit kan krijgen en heeft gekregen, acht het hof meerderjarigverklaring van de moeder op de voet van artikel 1:253ha lid 1 BW in het belang van de moeder en [kind] wenselijk. Hierbij neemt het hof in aanmerking dat de moeder ook na haar meerderjarigverklaring recht blijft houden op de ambulante hulpverlening waarop zij op grond van een aan haar toegekend PGB recht heeft. Het hof acht het wenselijk dat zij daarvan in het belang van [kind] gebruik blijft maken.
5.3
Ook ten aanzien van de vader zijn er geen zorgen bij de jeugdwerker en de raad. Onder deze omstandigheden acht het hof het in het belang van [kind] wenselijk de moeder meerderjarig te verklaren en de moeder en de vader te belasten met het gezag over [kind]. Gelet op artikel 1:282 lid 1, aanhef en onder b. BW eindigt de voogdij van de GI over [kind] met het opdragen van het gezag aan zijn ouders met inachtneming van hetgeen is vermeld in lid 2 van dit artikel. Hiermee slagen de grieven 1 en 2. De grieven 3 en 4 behoeven bij deze stand van zaken geen verdere bespreking.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van
18 september 2014 tot 24 maart 2015;
vernietigt die beschikking met ingang van heden, en in zoverre opnieuw beschikkende:
verklaart de moeder met ingang van heden meerderjarig;
belast de moeder en de vader met ingang van de dag met ingang van heden met het gezag over [kind] den Boestert, geboren op 28 september 2014;
verstaat dat de voogdij van de GI over [kind] eindigt met het opdragen van het gezag aan zijn ouders met inachtneming van hetgeen is vermeld in artikel 1:282 lid 2 BW lid 2;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.J. Laurentius-Kooter, R. Feunekes en
J.P. Balkema, bijgestaan door mr. J.M. van Gastel-Goudswaard als griffier, en is op
12 maart 2015 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.