Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[Z](hierna: belanghebbende)
heffingsambtenaarvan
GBLT Gemeente- en waterschapsbelastingen(hierna: de heffingsambtenaar)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende [X] [Z] tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 30 juni 2014, waarin de rechtbank het beroep ongegrond verklaarde. De heffingsambtenaar GBLT had namens het Waterschap Zuiderzeeland een aanslag in de zuiveringsheffing opgelegd voor het jaar 2013, aanvankelijk vastgesteld op € 173,31, maar later verminderd tot € 57,77 na een bezwaarschrift van belanghebbende. Belanghebbende stelde dat de heffingsambtenaar ten onrechte een proceskostenvergoeding had geweigerd en dat de aanslag onrechtmatig was opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar de aanslag terecht had opgelegd, omdat belanghebbende niet tijdig had aangegeven dat hij alleen woonde.
Tijdens de zitting op 4 maart 2015 in Arnhem werd het standpunt van belanghebbende herhaald dat de heffingsambtenaar niet voldoende had geïnformeerd over de mogelijkheid van een lagere aanslag voor alleenstaanden. De heffingsambtenaar verweerde zich door te stellen dat hij gebruik had gemaakt van de gegevens in de Basisregistratie Personen (BRP) en dat belanghebbende zelf verantwoordelijk was voor het doorgeven van de verhuizing van zijn medebewoner. Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar de normale zorgvuldigheid had betracht en dat de onjuiste aanslag niet aan hem te wijten was. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees de verzoeken van belanghebbende om een proceskostenvergoeding af.
De uitspraak van het Hof benadrukt het belang van tijdige communicatie van belanghebbenden met de heffingsambtenaar en de noodzaak om bezwaar tijdig en correct in te dienen. Het Hof concludeert dat er geen recht op proceskostenvergoeding bestaat, omdat de aanslag niet was verminderd wegens een aan de heffingsambtenaar te wijten onrechtmatigheid. De uitspraak is gedaan door mr. R.F.C. Spek, in tegenwoordigheid van mr. J.L.M. Egberts als griffier, en is op 17 maart 2015 in het openbaar uitgesproken.