In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 maart 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende, [X], tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft de waardevaststelling van een vrijstaande woning in [Z] door de heffingsambtenaar van de gemeente Soest, die de waarde voor het kalenderjaar 2013 op € 532.000 heeft vastgesteld. Belanghebbende betwist deze waarde en stelt dat de waarde € 487.000 bedraagt, gebaseerd op een taxatierapport van taxateur [B]. De heffingsambtenaar heeft de waarde verdedigd met een taxatierapport van [F], waarin de waarde op € 541.000 is getaxeerd.
Het Hof heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar voldoende rekening heeft gehouden met de verschillen tussen de vergelijkingsobjecten en de onroerende zaak. De heffingsambtenaar heeft verklaard dat met het achterstallig onderhoud rekening is gehouden door een lagere kubieke meterprijs te hanteren. Belanghebbende heeft betoogd dat de heffingsambtenaar ten onrechte een vrijstaande berging/schuur tot de onroerende zaak heeft gerekend, maar het Hof oordeelt dat deze berging/schuur zich op het terrein van de onroerende zaak bevindt.
Het Hof concludeert dat de door de heffingsambtenaar ingebrachte vergelijkingsobjecten voldoende steun bieden voor de vastgestelde waarde van de onroerende zaak. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en het hoger beroep van belanghebbende wordt ongegrond verklaard. Er zijn geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.