Uitspraak
ROC Flevoland,
[geïntimeerde],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De feiten
ROC Amsterdam, locatie Zuid.
4. Flankerend beleid
in gesprek gegaan met ROC Amsterdam.
ROC Amsterdam wordt gezien als een interne plaatsing, waardoor er geen recht op een vertrekpremie ontstaat.
ROC Amsterdam in strijd is met het doel om mobiliteit tussen deze twee instellingen te bevorderen en dat overstap van de een naar de ander zoveel mogelijk wordt gezien als interne herplaatsing. Ten tweede is volgens het CvB geen sprake van driehoeksruil, omdat daarvoor vereist is dat een werknemer vertrekt van een van de andere organisatorische eenheden, terwijl [geïntimeerde] werkzaam was bij dezelfde organisatorische eenheid als haar boventallige collega. Ook beroept het CvB zich erop dat het tot zijn vrije beoordeling staat of sprake was van een naadloze aansluiting en duurzame herplaatsing van de boventallige medewerker, en dat er tevoren geen driehoeksruil is afgesproken. Ten slotte is opgemerkt dat in de praktijk ook aan niet-boventalligen van dezelfde organisatorische eenheid een vertrekpremie werd verstrekt als boventalligheid door het vertrek werd verminderd, maar dat dit geen recht was volgens het Sociaal Plan en dat volgens het beleid in geval van herplaatsing bij een ‘zusterorganisatie’ geen vertrekpremie werd toegekend.
3.De vordering en beoordeling ervan in eerste aanleg
ROC Flevoland veroordeeld in de proceskosten, onder afwijzing van de overige vorderingen.
ROC Flevoland aangevoerde omstandigheden maken de aanspraak van [geïntimeerde] op de vertrekpremie evenmin naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar, aldus de kantonrechter.
4.De beoordeling van de grieven
Sociaal Plan personen te horen die bij de totstandkoming ervan betrokken waren wordt, gelet op het voorgaande, als een niet relevant aanbod gepasseerd.
[geïntimeerde] bedoelde collega van ontslag is gered door haar vertrek en dat evenmin is vastgesteld dat deze collega naadloos aansloot op de vacante functie en daarin duurzaam kon worden herplaatst. Volgens ROC Flevoland diende [geïntimeerde] dit te stellen en te bewijzen.
ROC Flevoland wel gewild dat het CvB enige marge had bij de beoordeling waar het hier om gaat, maar de tekst van het Sociaal Plan biedt die ruimte naar het oordeel van het hof niet. De bedoelde uitzondering staat in ieder geval niet in de bewoordingen van de regeling omtrent de driehoeksruil, en volgt evenmin uit de overige tekst van het Sociaal Plan. De in paragraaf 3.5 van het Sociaal Plan geregelde herplaatsing van boventallig verklaarde werknemers van ROC Flevoland is, zoals eerder vastgesteld, niet van toepassing op [geïntimeerde].
ROC Flevoland heeft er ook niet op gewezen dat die paragraaf aanwijzingen bevat voor een andere uitleg van begrippen in de wel toepasselijke paragraaf 4. Naar objectieve maatstaven kan uit het enkele feit dat boventalligen binnen ROC Flevoland, voor wie een passende functie in de eigen organisatie ontbreekt, een herplaatsingsaanbod kunnen krijgen voor een passende functie binnen ROC Amsterdam nadat boventalligen uit die organisatie ongeschikt voor die functie zijn bevonden, niet worden afgeleid dat een vrijwillig vertrek van een niet boventallige naar de zusterorganisatie in de weg staat aan toepassing van de driehoeksruil. Het Sociaal Plan biedt het CvB ook niet de vrijheid om beperkingen aan te brengen die niet in het Sociaal Plan zelf zijn neergelegd, bijvoorbeeld door voorwaarden te stellen aan de nieuwe werkgever van de vrijwillige vertrekker, of rekening te houden met aan het vrijwillige vertrek verbonden voor- en nadelen voor betrokkene en eventuele andere persoonlijke motieven voor vertrek. Hoewel het hof wel wil aannemen dat het nooit de bedoeling van ROC Flevoland is geweest dat in gevallen als deze aanspraak op een vertrekpremie gemaakt kan worden, blijkt uit de hier doorslaggevende bewoordingen van het Sociaal Plan niet dat de vertrekpremie in de gegeven omstandigheden evident niet is bedoeld voor [geïntimeerde].