In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [X] BV tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 21 mei 2014, waarin de waarde van een kantoorverzamelgebouw werd vastgesteld op € 808.000. De heffingsambtenaar van de gemeente Soest had eerder de waarde vastgesteld op € 1.041.000, wat leidde tot een aanslag onroerendezaakbelasting van € 1.262. De rechtbank verklaarde het beroep van belanghebbende gegrond en verlaagde de waarde. Belanghebbende ging in hoger beroep, waarbij de heffingsambtenaar een taxatierapport overlegde dat de waarde op € 808.000 onderbouwde. Tijdens de zitting op 5 maart 2015 werd de zaak besproken, waarbij beide partijen hun standpunten naar voren brachten. Belanghebbende stelde dat de waarde te hoog was en vroeg om een verlaging naar € 535.000, terwijl de heffingsambtenaar de eerdere waarde verdedigde. Het hof oordeelde dat de heffingsambtenaar niet voldoende bewijs had geleverd voor de door hem voorgestelde waarde en stelde de waarde uiteindelijk vast op € 750.000. Tevens werd de heffingsambtenaar veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van belanghebbende, die in totaal € 3.183 bedroegen, inclusief taxatiekosten en kosten voor de aanwezigheid van een deskundige tijdens de zitting.