ECLI:NL:GHARL:2015:3020

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 april 2015
Publicatiedatum
28 april 2015
Zaaknummer
14-00559
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake intrekking bezwaar inkomstenbelasting en correctie aftrek giften vrijwilligerswerk

In deze zaak gaat het om de vraag of belanghebbende haar bezwaar tegen een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) heeft ingetrokken. De belanghebbende, geboren in 1942 en genietend van een AOW-uitkering, verricht vrijwilligerswerk voor twee stichtingen. In 2009 heeft zij een aangifte gedaan met een belastbaar inkomen van € 16.128, maar de Inspecteur heeft een aanslag opgelegd van € 18.159. Na bezwaar heeft de Inspecteur het belastbare inkomen verlaagd tot € 18.020. De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende gegrond verklaard, maar belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld omdat zij meent dat haar bezwaar niet rechtsgeldig is ingetrokken. De Inspecteur betwist dit en stelt dat de intrekking van het bezwaar wel degelijk rechtsgeldig is. Tijdens de zitting is belanghebbende bijgestaan door haar gemachtigde, en de Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Het Hof heeft geoordeeld dat de schriftelijke verklaring van belanghebbende, waarin zij haar bezwaar intrekt, niet anders kan worden geduid dan als een uitdrukkelijke intrekking. Het Hof komt tot de conclusie dat het hoger beroep ongegrond is en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

Afdeling belastingrecht
Locatie Leeuwarden
nummer 14/00559
uitspraakdatum: 29 april 2015
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 8 mei 2014, nummer AWB LEE 13/2326, in het geding tussen belanghebbende en
de
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Groningen(hierna: de Inspecteur)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1
Aan belanghebbende is voor het jaar 2009 aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 18.159. Daarbij is € 30 aan heffingsrente berekend.
1.2
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar het belastbare inkomen uit werk en woning verminderd tot € 18.020 en de heffingsrente dienovereenkomstig verminderd.
1.3
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 8 mei 2014 gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd, bepaald dat haar uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar, de Inspecteur opgedragen het griffierecht aan belanghebbende te vergoeden en de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten.
1.4
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
1.6
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 maart 2015 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede mr. [A] namens de Inspecteur, bijgestaan door mr. [B].
1.7
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2.De vaststaande feiten

2.1
Belanghebbende is geboren [in] 1942.
2.2
Belanghebbende geniet een AOW-uitkering en een periodieke uitkering uit hoofde van een levensverzekering bij verzekeringsmaatschappij “[C]”.
2.3
Belanghebbende verricht vrijwilligerswerk voor Stichting [D] en Stichting [E] (hierna samen te noemen: de Stichtingen), beide gevestigd te [Z].
2.4
De Stichtingen hebben aan hun vrijwilligers, onder wie belanghebbende, geen vergoeding toegekend.
2.5
Belanghebbende heeft haar aangifte IB/PVV 2009 ingediend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 16.128.
2.6
Met dagtekening 5 december 2012 heeft de Inspecteur de aanslag IB/PVV 2009 aan belanghebbende opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 18.159. Het in de aanslag opgenomen verzamelinkomen is aldus vastgesteld:
Aangegeven verzamelinkomen € 16.128
Bij: correctie persoonsgebonden aftrek
€ 2.031
Vastgesteld verzamelinkomen € 18.159
2.7
Belanghebbende heeft tegen deze aanslag bezwaar gemaakt.
2.8
De Inspecteur heeft belanghebbende bij brief van 11 juni 2013 een vooraankondiging van de uitspraak op bezwaar toegestuurd, met als bijlage een “Reactieformulier bezwaar: Horen en inzage”.
2.9
De Inspecteur heeft op 20 juni 2013 het hiervoor bedoelde “Reactieformulier bezwaar: Horen en inzage” van belanghebbende terugontvangen. Belanghebbende heeft op dit formulier onder punt 4 onder het kopje “Als u uw bezwaarschrift wenst in te trekken” het vakje aangekruist. Achter het vakje staat vermeld: “Gelet op het door u in uw brief van 11 juni 2013 met kenmerk 90113.2099.1.0 gegeven toelichting trek ik mijn bezwaarschrift hierbij in.”. Belanghebbende heeft het formulier ondertekend.
2.1
Bij uitspraak op bezwaar van 6 juli 2013 heeft de Inspecteur voor de door belanghebbende gemaakte vervoerskosten in verband met de vrijwilligerswerkzaamheden een aftrek verleend van € 139 (aftrek vervoerskosten van € 342 minus een drempel van € 203). De Inspecteur heeft daarbij de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 18.020. De Inspecteur heeft de heffingsrente dienovereenkomstig verminderd.
2.11
Belanghebbende heeft in eerste aanleg en in hoger beroep ter zitting aangevoerd dat het hiervoor – onder 2.9 – bedoelde vakje op het reactieformulier door haar per abuis is aangekruist. Belanghebbende heeft het formulier zelf ingevuld en ondertekend. Belanghebbende heeft voorts verklaard dat ze de Inspecteur daarover binnen twee weken na het verzenden van het reactieformulier een brief heeft gestuurd. De Inspecteur heeft betwist die brief te hebben ontvangen. De Rechtbank heeft daarop overwogen dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij de Inspecteur heeft geïnformeerd over de door haar gestelde vergissing en dat het ingevulde en ondertekende reactieformulier van belanghebbende een expliciete verklaring tot intrekking van het bezwaar vormt, zodat de Inspecteur ten onrechte uitspraak op bezwaar heeft gedaan.

3.Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1
In geschil is in geschil de vraag of belanghebbende haar bezwaar heeft ingetrokken en, zo dit niet het geval is, de Inspecteur terecht en tot het juiste bedrag de door belanghebbende afgetrokken giften in verband met vrijwilligerswerk voor de Stichtingen heeft gecorrigeerd.
3.2
Belanghebbende beantwoordt deze vragen ontkennend en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar, tot vermindering van de bestreden aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 16.128 en tot dienovereenkomstige vermindering van de beschikking heffingsrente.
3.3
De Inspecteur beantwoordt deze vragen bevestigend en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
3.4
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.

4.Beoordeling van het geschil

4.1
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 6:21, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), kan het bezwaar of beroep schriftelijk worden ingetrokken.
4.2
Belanghebbendes schriftelijke verklaring in de vorm van het (hiervoor – onder 2.9 – bedoelde) door haar ingevulde en ondertekende reactieformulier kan redelijkerwijs niet anders worden geduid dan als een uitdrukkelijke intrekking van haar bezwaar.
4.3
Op een dergelijke intrekking kan niet worden teruggekomen (vgl. HR 16 maart 1994, nr. 29 623, ECLI:NL:HR:1994:ZC5626, BNB 1994/127). Ook als veronderstellende wijs zou worden aangenomen dat van de brief van 20 juli 2013, die belanghebbende stelt te hebben verzonden aan de Inspecteur, hetgeen de Inspecteur betwist, sprake zou zijn, kan deze brief niet afdoen aan het definitieve karakter van de eerdere intrekking van het bezwaar. Daar komt nog bij dat de bedoelde brief is gedateerd na de door de Inspecteur op 6 juli 2013 gedane uitspraak op het bezwaar.
4.4
Ter zake van de eerder bedoelde intrekking is gesteld noch gebleken dat deze niet rechtsgeldig tot stand gekomen is.
4.5
Uit het voorgaande volgt dat het Hof aan een inhoudelijke behandeling van de zaak niet toekomt
SlotsomOp grond van het vorenstaande is het hoger beroep ongegrond.

5.Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

6.Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. van der Wal, voorzitter, mr. J.W. baron van Knobelsdorff en mr. B. van Walderveen, in tegenwoordigheid van mr. H. de Jong als griffier.
De beslissing is op 29 april 2015 in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter,
(H. de Jong) (P. van der Wal)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 30 april 2015
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.