ECLI:NL:GHARL:2015:3364

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 mei 2015
Publicatiedatum
12 mei 2015
Zaaknummer
TBS P15/0047
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging terbeschikkingstelling van ongewenst vreemdeling met behandelperspectief

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 mei 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de verlenging van de terbeschikkingstelling van een terbeschikkinggestelde die de status van ongewenst vreemdeling heeft. De terbeschikkinggestelde, geboren in Portugal, was eerder veroordeeld voor zware mishandeling en had sindsdien bijna vier jaar in detentie of in een kliniek doorgebracht. De rechtbank Rotterdam had op 23 december 2014 de terbeschikkingstelling met twee jaar verlengd, waartegen de terbeschikkinggestelde in beroep ging. Het hof heeft de argumenten van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman, mr. T.P. van der Eerden, gehoord, evenals de advocaat-generaal, mr. M.J.M. van der Mark.

De terbeschikkinggestelde stelde dat zijn status als ongewenst vreemdeling en het gebrek aan behandelperspectief in Nederland een verlenging van de terbeschikkingstelling disproportioneel maakten. Hij zou op termijn worden uitgezet naar Portugal, waar hij mogelijk nog gevangenisstraffen zou moeten uitzitten. De raadsman voerde aan dat de terbeschikkingstelling niet meer bijdroeg aan een verantwoorde terugkeer in de maatschappij, en dat de verlenging een schending van de artikelen 3 en 5 van het EVRM zou opleveren.

Het hof oordeelde echter dat de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege primair gericht is op de beveiliging van de maatschappij en dat er nog geen sprake was van een uitzichtloze situatie voor de terbeschikkinggestelde. Het hof concludeerde dat de behandeling van de terbeschikkinggestelde nog niet zodanig gevorderd was dat een begin met resocialisatie verantwoord zou zijn. De verlenging van de terbeschikkingstelling werd daarom bevestigd, en de verzoeken van de terbeschikkinggestelde om nadere informatie en het horen van deskundigen werden afgewezen. Het hof bevestigde de beslissing van de rechtbank Rotterdam, waarbij de terbeschikkingstelling werd verlengd.

Uitspraak

TBS P15/0047
Beslissing d.d. 7 mei 2015
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[naam terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] (Portugal) op [1990],
verblijvende in [kliniek].
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam van 23 december 2014, houdende verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaren.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van beroep van de terbeschikkinggestelde van 30 december 2014;
- de aanvullende informatie van [kliniek] van 26 maart 2015;
- de brief van de raadsman van de terbeschikkinggestelde van 13 april 2015, met bijlagen;
- de brief van de raadsman van de terbeschikkinggestelde van 21 april 2015;
- de door de raadsman ter zitting van het hof overgelegde pleitnota.
Het hof heeft ter zitting van 23 april 2015 gehoord de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. T.P. van der Eerden, advocaat te Rotterdam, en de advocaat-generaal mr. M.J.M van der Mark.

Overwegingen:

Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman
De terbeschikkinggestelde is op 13 november 2013 ongewenst vreemdeling verklaard. Hij zal op termijn worden uitgezet naar Portugal waar hij mogelijk nog enkele gevangenisstraffen zal moeten uitzitten. De veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen eist derhalve niet meer de verlenging van de terbeschikkingstelling. Eén van de doelstellingen van de terbeschikkingstelling, te weten het bewerkstelligen van een verantwoorde terugkeer van de terbeschikkinggestelde in de maatschappij kan niet worden behaald. Na behandeling in een FPC zal de terbeschikkinggestelde, gelet op zijn status, immers niet kunnen terugkeren in de Nederlandse maatschappij. Ook zal hij niet kunnen re-integreren in de Portugese maatschappij nu hij naar verwachting bij terugkeer in Portugal in detentie zal belanden. Een overdracht van de terbeschikkingstelling in het kader van een WOTS-procedure is niet mogelijk gebleken. Er is derhalve sprake van een uitzichtloos behandelperspectief. Een verlenging van de maatregel levert om die reden een schending op van de artikelen 3 en 5 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
De terbeschikkinggestelde is ter zake zware mishandeling veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke terbeschikkingstelling. Op 6 maart 2014 heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden deze maatregel omgezet in een terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege. De terbeschikkinggestelde heeft voor de onderhavige zaak bijna vier jaren in detentie of in een kliniek verbleven. Bij gebrek aan behandelperspectief is een verlenging van de terbeschikkingstelling disproportioneel.
De raadsman heeft primair verzocht de beslissing waarvan beroep te vernietigen en de verlengingsvordering van de officier van justitie af te wijzen. Subsidiair heeft de raadsman verzocht de behandeling van de zaak aan te houden zodat de advocaat-generaal kan worden verzocht informatie over nog openstaande strafzaken in Portugal op te doen vragen en P. de Jong en J. de Natris als deskundigen kunnen worden gehoord over de recente ontwikkelingen. Meer subsidiair heeft de raadsman verzocht de termijn van de terbeschikkingstelling met een termijn van slechts een jaar te verlengen zodat, gelet op het vorenstaande, een vinger aan de pols kan worden gehouden.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De terbeschikkinggestelde is gediagnosticeerd met ernstige pathologie en er is sprake van een hoog recidivegevaar. Een verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaren is daarom aangewezen. Dat de terbeschikkinggestelde ongewenst vreemdeling is, doet daar niet aan af. De kliniek heeft blijk gegeven voldoende inspanningen te verrichten om de terbeschikkinggestelde op verantwoorde wijze naar Portugal te laten repatriëren. In dit verband heeft de advocaat-generaal gewezen op de artikelen 38la en 38lb van het Wetboek van Strafrecht.
Het oordeel van het hof
Artikel 3 en 5 van het EVRM
De terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege heeft primair tot doel beveiliging van de maatschappij en subsidiair, zo mogelijk, behandeling van de terbeschikkinggestelde, gericht op wegneming of toereikende vermindering en beheersing van het recidivegevaar, opdat, bezien vanuit dat gevaar eveneens zo mogelijk, de terbeschikkinggestelde (geleidelijk) kan terugkeren in de maatschappij, zo nodig in een gestructureerde woonomgeving en/of met andere randvoorwaarden. Deze terugkeer in de maatschappij (resocialisatie) geschiedt in beginsel geleidelijk via begeleid verlof, onbegeleid verlof, transmuraal verlof, proefverlof en voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege. Het hof is van oordeel dat in dit verband met terugkeer in de maatschappij niet uitsluitend de Nederlandse maatschappij wordt bedoeld, maar de maatschappij in het algemeen. Derhalve kan die terugkeer (uiteindelijk) ook plaatsvinden buiten Nederland. Voorts is het hof van oordeel dat van feitelijke terugkeer in de maatschappij pas kan worden gesproken op het moment dat de verpleging van overheidswege al dan niet voorwaardelijk wordt beëindigd. Tot dat moment is immers slechts sprake van verloven als onderdeel van de vrijheidsbenemende verpleging van overheidswege.
De status van de terbeschikkinggestelde als ongewenst vreemdeling brengt naar verwachting in de toekomst mee dat de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie op grond van het bepaalde in artikel 2, zesde lid onder a, van de Verlofregeling TBS aan de kliniek geen machtiging tot verlof zal verlenen aangezien de vreemdeling geen zicht heeft op een rechtmatige terugkeer in de Nederlandse samenleving.
De terbeschikkinggestelde bevindt zich thans echter nog in de beginfase van zijn behandeling binnen de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege, welke maatregel is ingegaan op 7 december 2012. Uit de stukken volgt dat de behandeling van de terbeschikkinggestelde niet zodanig is gevorderd, dat het in beginsel aangewezen en verantwoord zou zijn dat een begin wordt gemaakt met een geleidelijke resocialisatie van de terbeschikkinggestelde in de maatschappij door middel van het onder toezicht en begeleiding van de kliniek stapsgewijs uitbreiden van zijn vrijheden. Gelet op deze omstandigheden kan op dit moment (nog) niet worden gezegd dat de situatie voor de terbeschikkinggestelde uitzichtloos is omdat er geen behandelperspectief is of doordat hij in Nederland geen resocialisatiemogelijkheden heeft. Anders dan de raadsman heeft gesteld, levert een verlenging van de terbeschikkingstelling op dit moment dan ook geen schending op van artikel 3 of 5 EVRM. Daarbij komt dat vooralsnog niet is komen vast te staan dat overdracht van de terbeschikkingstelling in het kader van een WOTS-procedure niet mogelijk zal zijn of dat er geen enkele passende voorziening in Portugal wordt gevonden zodat toepassing zou kunnen worden gegeven aan het bepaalde in artikel 38la van het Wetboek van Strafrecht. Van een uit- of overleveringsverzoek van de Portugese autoriteiten is evenmin gebleken.
Proportionaliteit
De terbeschikkingstelling loopt thans meer dan twee jaren. Dit tijdsverloop in relatie tot de ernst van het delict waarvoor de maatregel is opgelegd, te weten (onder andere) – kort gezegd – zware mishandeling, moet mede in aanmerking worden genomen bij de verlengingsbeslissing. Het hof is van oordeel dat bij een afweging tussen de belangen van de terbeschikkinggestelde en die van de maatschappij naarmate de maatregel van terbeschikkingstelling langer duurt het belang van de terbeschikkinggestelde steeds zwaarder dient te wegen. Anders dan de raadsman is het hof evenwel van oordeel dat van disproportionaliteit in het onderhavige geval geen sprake is, immers niet alleen het tijdsverloop – in relatie tot de ernst van het delict – moet in aanmerking worden genomen, maar ook de aard van de stoornis en de ernst van het recidivegevaar. Bovendien is, zoals hiervoor overwogen, naar het oordeel van het hof (nog) geen sprake van een gebrek aan behandelperspectief.
Afwijzen verzoeken
Het hof acht zich op basis van de voorhanden zijnde informatie voldoende voorgelicht om te kunnen oordelen op het door de terbeschikkinggestelde ingediende beroep. Het verzoek om informatie over nog openstaande strafzaken in Portugal op te doen vragen alsmede het verzoek om P. de Jong en J. de Natris als deskundigen te horen, wordt afgewezen nu de noodzakelijkheid daarvan niet is gebleken.
Bevestiging
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist. Daarom zal de beslissing, waarvan beroep met overneming van die gronden worden bevestigd.

Beslissing

Het hof:
Wijst afhet verzoek tot het opvragen van nadere informatie in Portugal omtrent daar te ondergane vrijheidsstraffen;
Wijst afhet verzoek tot het horen van P. de Jong en J. de Natris als deskundigen.
Bevestigtde beslissing van de rechtbank Rotterdam van 23 december 2014 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde
[naam terbeschikkinggestelde].
Aldus gedaan door
mr. E.A.K.G. Ruys als voorzitter,
mr. G. Mintjes en mr. A.B.A.P.M. Ficq als raadsheren,
en dr. L. Kaiser en dr. W. van Kordelaar als raden,
in tegenwoordigheid van mr. G.J.B. van Weegen als griffier,
en op 7 mei 2015 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.