In deze zaak gaat het om de vaststelling van het verzamelinkomen van belanghebbende voor het jaar 2012 door de Inspecteur van de Belastingdienst. De Inspecteur had een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, waarbij het verzamelinkomen was vastgesteld op € 27.770. Belanghebbende was het niet eens met deze vaststelling en had bezwaar aangetekend, maar de Inspecteur handhaafde de aanslag. Hierop volgde een beroep bij de rechtbank Gelderland, die het beroep ongegrond verklaarde. Belanghebbende ging in hoger beroep bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
Tijdens de zitting op 21 april 2015 werd de gemachtigde van belanghebbende gehoord, evenals de vertegenwoordiger van de Inspecteur. Belanghebbende stelde dat het verzamelinkomen na verliesverrekening vastgesteld moest worden, terwijl de Inspecteur aanvoerde dat de aanslag correct was vastgesteld volgens de wettelijke bepalingen. Het Hof oordeelde dat de Inspecteur de wettelijke bepalingen juist had toegepast en dat het verzamelinkomen niet na verliesverrekening bepaald hoeft te worden. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de stelling van belanghebbende geen steun vond in het recht.
Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er werden geen proceskosten toegewezen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 19 mei 2015, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.