In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden werd behandeld, gaat het om een geschil over de erfrechtelijke vorderingen van de kinderen van de erflater jegens hun stiefouder. De zaak betreft de wettelijke verdeling van de nalatenschap en de vraag in hoeverre de kinderen recht hebben op een vordering uit de nalatenschap van hun moeder, de erflaatster. De kinderen, aangeduid als [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2], hebben een vordering ingediend tegen hun stiefouder, [appellante], die in eerste aanleg als gedaagde was aangemerkt. De advocaat van [appellante] was mr. P.L. Verhulst, terwijl de geïntimeerden aanvankelijk werden bijgestaan door mr. R. Kuizenga en later door mr. N. Groen.
Het hof heeft op 2 juni 2015 arrest gewezen, waarbij het eerdere vonnis van de rechtbank Noord-Nederland werd vernietigd. Het hof oordeelde dat de totale verkrijging van de kinderen uit de nalatenschap € 21.433,- bedroeg, met een belaste verkrijging van € 12.431,-. De erfbelasting die door de erflater was voldaan, bedroeg € 207,-. Het hof heeft vastgesteld dat de vorderingen van de kinderen niet geheel toewijsbaar zijn, maar dat de grieven van [appellante] gedeeltelijk doel troffen. Het hof heeft de vorderingen van de kinderen toegewezen tot een bedrag van € 21.226,- per kind, vermeerderd met wettelijke rente.
De uitspraak benadrukt de juridische nuances van de wettelijke verdeling en de verplichtingen van de erflater ten opzichte van de erfgenamen. Het hof heeft ook geoordeeld dat de kosten van het geding tussen partijen gecompenseerd worden, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt. Dit arrest is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.