In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die op 28 oktober 2014 had geoordeeld dat het motorrijtuig van belanghebbende niet kwalificeert voor de toepassing van de overgangsregeling voor oudere motorrijtuigen. Belanghebbende, houder van een Mercedes L 407 D-KA, had verzocht om toepassing van deze regeling in het kader van de heffing van motorrijtuigenbelasting. De inspecteur van de Belastingdienst had het verzoek afgewezen, waarna belanghebbende in beroep ging. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en paste de overgangsregeling voor het jaar 2014 toe, wat leidde tot een vermindering van de verschuldigde motorrijtuigenbelasting.
Belanghebbende stelde dat het motorrijtuig als 'vrachtauto' moest worden gekwalificeerd, terwijl de inspecteur en de rechtbank van mening waren dat het als 'bestelauto' moest worden aangemerkt. Het Hof oordeelde dat het hoger beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk was, omdat de rechtbank al had voldaan aan het verzoek van belanghebbende voor het jaar 2014. Het Hof concludeerde dat belanghebbende geen procesbelang had bij het hoger beroep, aangezien hij niet in een betere positie kon komen dan reeds was voorzien in de uitspraak van de rechtbank. De kwalificatie van het motorrijtuig als 'vrachtauto' of 'bestelauto' werd verder besproken, maar het Hof volgde de inspecteur in zijn standpunt dat het motorrijtuig niet in aanmerking kwam voor de overgangsregeling.
De uitspraak van het Hof bevestigde de beslissing van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk. De proceskosten werden niet toegewezen, en belanghebbende werd geïnformeerd over de mogelijkheid om beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad.