ECLI:NL:GHARL:2015:4387

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 juni 2015
Publicatiedatum
16 juni 2015
Zaaknummer
200.143.605-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake vordering tot niet-ontvankelijkheid en vernietiging van een eerdere uitspraak

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door de appellant, die in eerste aanleg als gedaagde was aangemerkt. De appellant, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.H. Tuit, heeft de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland verzocht om de uitspraak van 6 november 2013 te vernietigen. De appellant vordert dat de geïntimeerde, die in eerste aanleg als eiser optrad, niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn vordering, dan wel dat deze vordering wordt afgewezen. De geïntimeerde, vertegenwoordigd door advocaat mr. W.F. Wienen, heeft hierop gereageerd met een memorie van antwoord, waarin hij stukken in het geding heeft gebracht die de appellant nog niet had kunnen bespreken.

De procedure in hoger beroep is gestart met een dagvaarding op 5 februari 2014, gevolgd door de memorie van grieven en de memorie van antwoord. Het hof heeft de zaak vervolgens in beraad genomen en heeft besloten dat de appellant de gelegenheid krijgt om een akte uitlating producties in te dienen. Dit betekent dat de appellant zijn standpunt kan toelichten over de door de geïntimeerde ingebrachte stukken, maar geen nieuwe producties mag indienen zonder toestemming van de rolraadsheer.

De beslissing van het hof is dat de zaak op 14 juli 2015 opnieuw op de rol komt voor de akte uitlating producties. Het hof heeft verder geen beslissing genomen en houdt iedere verdere beslissing aan. Het arrest is uitgesproken in het openbaar op 16 juni 2015 door de rechters H. de Hek, L. Groefsema en R.E. Weening.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.143.605/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 2361906 MC EXPL 13-9955)
arrest van de eerste kamer van 16 juni 2015
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. J.H. Tuit, kantoorhoudend te Almere,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiser,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. W.F. Wienen, kantoorhoudend te Almere.

1.Het geding in eerste aanleg

In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis van
6 november 2013 van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere (hierna: de kantonrechter).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure is als volgt:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 5 februari 2014,
- de memorie van grieven (met producties),
- de memorie van antwoord (met producties).
2.2
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
2.3
De vordering van [appellant] luidt:
"
(…) bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, [geïntimeerde] niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering, althans hem deze te ontzeggen, de uitspraak van de kantonrechter van 6 november 2013 te vernietigen en opnieuw rechtdoende te oordelen zoals hiervoor aangegeven, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties met de bepaling dat [geïntimeerde] tevens de nakosten verschuldigd is zijnde een bedrag ad € 131,- zonder betekening een bedrag ad € 199,- met betekening alsmede de ter bepaling dat [geïntimeerde] de wettelijke rente is verschuldigd over de proceskosten vanaf acht dagen na dagtekening van het arrest."

3.De beoordeling

3.1
Het hof stelt vast dat [geïntimeerde] bij zijn memorie van antwoord stukken in het geding heeft gebracht. [appellant] heeft op die stukken nog niet kunnen reageren. Het hof zal [appellant] daarom in de gelegenheid stellen een akte uitlating producties te nemen. [appellant] dient zich in deze akte te beperken tot een bespreking van de overgelegde producties. Hij mag geen nieuwe producties in het geding brengen, tenzij na uitdrukkelijke toestemming van de rolraadsheer.
De beslissing
Het gerechtshof:
alvorens nader te beslissen:
verwijst de zaak naar de rol van
dinsdag 14 juli 2015voor akte uitlating producties aan de zijde van [appellant];
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mr. H. de Hek, mr. L. Groefsema en mr. R.E. Weening en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 16 juni 2015.