Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Converse Inc.,
Converse,
Kesbo,
Converse c.s.,
Scapino,
10 september 2013 en 4 november 2014 hier over.
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De verdere beoordeling
Sport Trading ingekochte Converse schoenen uit de Brand Search partijen afkomstig zijn (de eerste bewijsopdracht), niet geslaagd (r.o. 3.19);
Sport Trading ingekochte Converse schoenen van Infinity afkomstig zijn (de tweede bewijsopdracht), vooralsnog evenmin geslaagd (r.o. 3.28);
7 augustus 2012 in verbinding rechtsoverweging 4 van het tussenarrest van
4 november 2014).
artikel 101 VWEU als recht van openbare orde moet worden beschouwd, het hof niet over de noodzakelijke feitelijke gegevens beschikt om te vermoeden dat de (ondertussen beëindigde) licentieovereenkomst tussen Converse c.s. en Infinity of het gedrag van Converse c.s. strijdig is met artikel 101 VWEU (vgl. r.o. 3.9.1 van het arrest van de Hoge Raad van
13 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:69). Een overeenkomst of gedraging valt onder het verbod van artikel 101 VWEU wanneer deze ertoe strekt of tot gevolg heeft dat de mededinging binnen de interne markt wordt verhinderd, beperkt of vervalst. Het moet daarbij krachtens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie gaan om een “merkbare” beperking van de mededinging (zie HvJ EU 13 december 2012, nr. C-226/11, ECLI:EU:2012:795,
Expedia, en HvJ EU 14 maart 2013, nr. C-32/11, ECLI:EU:2013:160,
Allianz).
20 november 2014 blijkt dat van de 3.263 paar onderzochte Converse schoenen, 1.407 paar met de bestemmingscode W17 zijn aangetroffen. Die schoenen worden dus vermoed van Infinity afkomstig te zijn.
2 december 2014 wordt afgewezen.
3.Slotsom
4.Beslissing
dinsdag 14 juli 2015;
16 juni 2015.