Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
kantoorhoudende te Leeuwarden,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de uitvoerbaarheid bij voorraad van de voormelde beschikking van 26 november 2014
(hierna: de bestreden beschikking) te schorsen totdat in principaal beroep een
eindbeschikking zal zijn gegeven en;
- de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende het inleidend verzoek
van de man tot stopzetting van de zorgregeling tussen de vrouw en de hierna
genoemde minderjarigen [de minderjarige1], [de minderjarige3] en [de minderjarige2] toe te wijzen, althans te bepalen
dat de onbegeleide omgang van de vrouw met de kinderen wordt opgeschort totdat
door de rechtbank een nieuwe beslissing omtrent de omgang tussen de vrouw en de
kinderen zal worden gegeven.
(hierna: de raad) van 27 maart 2015;
- op 9 april 2015 een brief van mr. Rijnsburger van 8 april 2015 met bijbehorend
journaalbericht;
- twee afzonderlijke brieven met bijlagen, beide gedateerd 4 mei 2015, van de GI;
- een journaalbericht met bijlagen ingediend namens mr. Rijnsburger van 5 mei 2015,
ingekomen op 6 mei 2015.
mr. Schütz zijn pleitaantekeningen overgelegd.
3.Feiten en achtergronden
1 augustus 2008 met elkaar gehuwd. Zij hebben samen drie kinderen, namelijk:
- [de minderjarige1], geboren [in] 2004 in de gemeente [E] (hierna:
[de minderjarige1]);
- [de minderjarige2], geboren [in] 2009 in de gemeente [F] (hierna:
[de minderjarige2]) en;
- [de minderjarige3], geboren [in] 2009 in de gemeente [F] (verder te
noemen: [de minderjarige3]).
De standpunten, zakelijk weergegeven
4.De motivering van de beslissing
uitvoerbaar bij voorraad verklaarde voorlopige zorgregeling in beginsel aan voormeld criterium is voldaan en dus sprake is van een gedeeltelijke eindbeschikking waartegen hoger beroep mogelijk is. Naar het oordeel van het hof is dat niet anders indien, zoals in het onderhavige geval, de voorlopige zorgregeling niet uitvoerbaar bij voorraad isverklaard. De omstandigheid dat de voorlopige zorgregeling niet uitvoerbaar bij voorraad is verklaard brengt immers met zich mee dat het hoger beroep de werking ervan schorst (360 Rv) maar doet aan de aard van de gegeven voorlopige beslissing niet af. Het hof acht de man daarom ontvankelijk in zijn hoger beroep.
Het aanhoudingsverzoek van de man
De voorlopige omgangsregeling
Slotoverwegingen en conclusie
5.De slotsom
6.De beslissing
26 november 2014 voor zover het betreft de daarin bepaalde voorlopige omgangsregeling en daaraan verbonden dwangsom ten aanzien van de minderjarige [de minderjarige1], geboren [in] 2004 in de gemeente [E] en bekrachtigt die beschikking voor het overige;