ECLI:NL:GHARL:2015:5853

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 augustus 2015
Publicatiedatum
4 augustus 2015
Zaaknummer
200.169.337-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van instantie wegens niet tijdig betalen griffierecht in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 augustus 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellante, vertegenwoordigd door advocaat mr. Y. Moszkowicz, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betrof een civiele procedure waarin de appellante niet tijdig het verschuldigde griffierecht van € 711,- had betaald. De geïntimeerde, vertegenwoordigd door advocaat mr. W.F. Wienen, werd van de instantie ontslagen.

De rechtbank had eerder op 18 juni 2014 en 28 januari 2015 vonnissen gewezen. De appellante had bij exploot van 24 april 2015 hoger beroep ingesteld, maar verzuimde het griffierecht tijdig te voldoen. Het hof gaf de appellante de gelegenheid om zich uit te laten over de toepassing van de hardheidsclausule, maar zij maakte hier geen gebruik van. Op 14 juli 2015 vroeg de geïntimeerde arrest aan, wijzend op het griffiedossier.

Het hof oordeelde dat, ingevolge artikel 127a lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de gedaagde van de instantie moest worden ontslagen omdat de eisende partij het griffierecht niet tijdig had voldaan. De appellante had geen omstandigheden aangedragen die aanleiding konden geven om de hardheidsclausule toe te passen. Het hof besloot daarom de geïntimeerde van de instantie te ontslaan en de appellante te veroordelen in de kosten van het geding in hoger beroep, vastgesteld op € 447,00 aan geliquideerd salaris voor de advocaat en € 711,- aan verschotten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.169.337/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland C/16/366497 / HL ZA 14-103)
arrest van 4 augustus 2015 in de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna:
[appellante],
in eerste aanleg: eiseres,
advocaat: mr. Y. Moszkowicz, kantoorhoudend te Utrecht,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. W.F. Wienen, kantoorhoudend te Almere.

1.Het geding in eerste instantie

1.1
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de vonnissen van 18 juni 2014 en 28 januari 2015 van de rechtbank Midden-Nederland, afdeling civiel recht, locatie Lelystad (hierna: de rechtbank).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Bij exploot van 24 april 2015 is door [appellante] hoger beroep ingesteld van het eindvonnis van 28 januari 2015 met dagvaarding van [geïntimeerde] tegen de zitting van 12 mei 2015. De conclusie van de appeldagvaarding strekt tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en tot het alsnog toewijzen van de vorderingen van [appellante] in eerste aanleg, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties, te vermeerderen met nakosten en de wettelijke rente.
2.2
Het door [appellante] verschuldigde griffierecht van € 711,- is niet, dan wel niet tijdig (dat wil zeggen: uiterlijk op 9 juni 2015) voldaan.
2.3
Aan [appellante] is, conform art. 2.3.2 van het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven (Lpr), gelegenheid gegeven om zich bij akte uit te laten over de toepassing van de in art. 127a lid 3 Rv neergelegde hardheidsclausule. [appellante] heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.
2.4
Op de rol van 14 juli 2015 heeft [geïntimeerde] arrest gevraagd, te wijzen op het griffiedossier.

3.De beoordeling

3.1
Ingevolge art. 127a lid 2 Rv, in samenhang met art. 353 Rv, ontslaat de rechter de gedaagde van de instantie indien de eisende partij het griffierecht niet tijdig heeft voldaan, met veroordeling van de eisende partij in de kosten. Op grond van art. 127a lid 3 Rv laat de rechter toepassing van het tweede lid geheel of ten dele buiten toepassing indien hij van oordeel is dat de toepassing van die bepaling, gelet op het belang van één of meer van de partijen bij toegang tot de rechter, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
3.2
[appellante] heeft zich niet uitgelaten over het niet betalen van het griffierecht. Bij het hof zijn hierdoor geen omstandigheden bekend die met toepassing van de in art. 127a lid 3 neergelegde hardheidsclausule mogelijk tot het geheel of gedeeltelijk buiten toepassing laten van art. 127a lid 2 Rv aanleiding hadden kunnen geven.
3.3
Met toepassing van art. 127a lid 2 Rv zal [geïntimeerde] dan ook van de instantie worden ontslagen en zal [appellante] worden veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep (salaris advocaat: ½ punt in tarief II).
De beslissing
Het gerechtshof:
ontslaat [geïntimeerde] van instantie (de procedure in hoger beroep);
veroordeelt [appellante] in de kosten van het geding in hoger beroep en stelt die kosten aan de zijde van [geïntimeerde] tot aan deze uitspraak vast op € 447,00 aan geliquideerd salaris voor de advocaat en op € 711,- aan verschotten.
Dit arrest is gewezen door mr. J.H. Kuiper, mr. M.W. Zandbergen en mr. B.J.H. Hofstee, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 4 augustus 2015.