Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[appellante],
[geïntimeerde],
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 augustus 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellante, vertegenwoordigd door advocaat mr. Y. Moszkowicz, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betrof een civiele procedure waarin de appellante niet tijdig het verschuldigde griffierecht van € 711,- had betaald. De geïntimeerde, vertegenwoordigd door advocaat mr. W.F. Wienen, werd van de instantie ontslagen.
De rechtbank had eerder op 18 juni 2014 en 28 januari 2015 vonnissen gewezen. De appellante had bij exploot van 24 april 2015 hoger beroep ingesteld, maar verzuimde het griffierecht tijdig te voldoen. Het hof gaf de appellante de gelegenheid om zich uit te laten over de toepassing van de hardheidsclausule, maar zij maakte hier geen gebruik van. Op 14 juli 2015 vroeg de geïntimeerde arrest aan, wijzend op het griffiedossier.
Het hof oordeelde dat, ingevolge artikel 127a lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de gedaagde van de instantie moest worden ontslagen omdat de eisende partij het griffierecht niet tijdig had voldaan. De appellante had geen omstandigheden aangedragen die aanleiding konden geven om de hardheidsclausule toe te passen. Het hof besloot daarom de geïntimeerde van de instantie te ontslaan en de appellante te veroordelen in de kosten van het geding in hoger beroep, vastgesteld op € 447,00 aan geliquideerd salaris voor de advocaat en € 711,- aan verschotten.