In deze zaak gaat het om de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [de minderjarige] en de vervanging van de gecertificeerde instelling. De moeder van de minderjarige heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Overijssel van 14 april 2015, waarin de machtiging tot uithuisplaatsing werd verlengd tot 17 januari 2016. De rechtbank had ook besloten om de WSG te vervangen door JBO als gecertificeerde instelling. De moeder verzoekt het hof om de uitvoerbaarheid bij voorraad van deze beschikking te schorsen en de beschikking van de rechtbank te vernietigen.
De moeder heeft in haar beroepschrift aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft besloten tot vervanging van de gecertificeerde instelling en dat er geen verzoek van de raad is gedaan om deze vervanging te bewerkstelligen. Het hof heeft de argumenten van de moeder overwogen en vastgesteld dat de rechtbank buiten het toepassingsbereik van artikel 1:259 BW is getreden door ambtshalve de WSG te vervangen door JBO. Het hof vernietigt daarom de beslissing van de rechtbank op dit punt.
Wat betreft de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing, heeft het hof de overwegingen van de rechtbank overgenomen. Het hof concludeert dat de moeder een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt, maar dat het belang van de minderjarige voorop staat. De minderjarige heeft inmiddels een positieve hechting ontwikkeld met de pleegouders en het hof acht de kans op een succesvolle terugplaatsing bij de moeder te klein. Het hof bekrachtigt daarom de beschikking van de rechtbank voor zover het de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing betreft en wijst het verzoek van de moeder af.