Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
Het geding in het principaal en het incidenteel hoger beroep
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 augustus 2015, betreft het de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap tussen twee partijen, de man en de vrouw, na hun echtscheiding. De partijen waren in 2008 met elkaar gehuwd in algehele gemeenschap van goederen. De echtscheiding werd uitgesproken door de rechtbank Midden-Nederland op 28 juni 2012. In de procedure die volgde, hebben partijen overeenstemming bereikt over de verdeling van een deel van de huwelijksgoederengemeenschap, maar er bleven geschilpunten bestaan over de overbedelingssom en de wijze van betaling daarvan.
Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw overbedeeld is en de man onderbedeeld. De vrouw dient een bedrag van € 25.702,85 aan de man te vergoeden, waarvan € 13.626,84 binnen veertien dagen na de beschikking moet worden betaald en het restant van € 12.076,01 bij de verkoop van de voormalige echtelijke woning. Het hof heeft de eerdere beschikking van de rechtbank vernietigd, behoudens enkele beslissingen over de echtelijke woning en schilderijen. De beslissing is genomen na een mondelinge behandeling waarbij beide partijen aanwezig waren, bijgestaan door hun advocaten.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke afspraken in de verdeling van huwelijksgoederengemeenschappen en de gevolgen van het niet vastleggen van overeenkomsten in een executoriale titel. Het hof heeft ook rekening gehouden met de financiële situatie van beide partijen en de noodzaak om de overbedelingssom op een redelijke manier te regelen, gezien de omstandigheden van de vrouw.