ECLI:NL:GHARL:2015:6592

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 september 2015
Publicatiedatum
8 september 2015
Zaaknummer
200.144.389
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdverklaring kantonrechter in advocatendeclaratie geschil

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Jaegers & Soons advocaten-belastingkundigen tegen een vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Nijmegen, waarin de kantonrechter zich onbevoegd verklaarde om te oordelen over de hoogte van de declaraties van Jaegers & Soons. De zaak betreft een geschil over betaling voor werkzaamheden die door Jaegers & Soons zijn verricht in een strafzaak tegen de geïntimeerde, die directeur is van Wijchens Wegenbouw B.V. De kantonrechter oordeelde dat de overeenkomst van opdracht tot stand was gekomen tussen Jaegers & Soons en Wijchens Wegenbouw, maar dat de geïntimeerde de schuld van Wijchens Wegenbouw had overgenomen. De kantonrechter verwierp de verweren van de geïntimeerde dat hij niet gehouden was om de facturen te voldoen, maar verklaarde zich onbevoegd op basis van de artikelen 32 tot en met 40 van de Wet tarieven in burgerlijke zaken (Wtbz).

In hoger beroep heeft Jaegers & Soons de onbevoegdverklaring bestreden. Het hof oordeelt dat de Wtbz niet van toepassing is op de werkzaamheden in een strafzaak en dat de kantonrechter zich ten onrechte onbevoegd heeft verklaard. Het hof vernietigt het vonnis van de kantonrechter en wijst de zaak terug naar de kantonrechter voor verdere behandeling. Het hof reserveert de kosten van het hoger beroep totdat er in eerste aanleg een eindvonnis is gewezen. Dit arrest is uitgesproken op 8 september 2015.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.144.389
(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Nijmegen 878075)
arrest van 8 september 2015
inzake
de maatschap naar burgerlijk recht
Jaegers & Soons advocaten-belastingkundigen,
gevestigd te Nijmegen,
hierna te noemen “Jaegers & Soons”,
appellante,
advocaat: mr. P.J.F.M. de Kerf,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen “ [geïntimeerde] ”,
geïntimeerde,
advocaat: mr. R.J. G. van Baarsen.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de tussen Jaegers & Soons als eiseres en [geïntimeerde] als gedaagde gewezen vonnissen van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Nijmegen, van 12 juli 2013 en 10 januari 2014.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep d.d. 20 februari 2014, hersteld bij exploot van 12 maart 2014;
  • de memorie van grieven, met producties;
  • de memorie van antwoord.
2.2
Vervolgens heeft Jaegers & Soons de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest en heeft het hof arrest bepaald.

3.De vaststaande feiten

Voor de vaststaande feiten verwijst het hof naar de feiten zoals deze door de kantonrechter in het bestreden eindvonnis van 10 januari 2014 onder 2.1 tot en met 2.3 zijn vastgesteld. Ook het hof gaat van deze feiten uit.

4.De motivering van de beslissing in hoger beroep

4.1
Jaegers & Soons heeft betaling gevorderd van door haar (in de persoon van mr. De Kerf, advocaat) ten behoeve van [geïntimeerde] verrichte werkzaamheden in een strafzaak tegen [geïntimeerde] . [geïntimeerde] is directeur van Wijchens Wegenbouw B.V. (hierna: Wijchens Wegenbouw). De kantonrechter heeft bij het bestreden eindvonnis geoordeeld dat de overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen tussen Jaegers & Soons enerzijds en Wijchens Wegenbouw anderzijds, maar dat [geïntimeerde] de schuld van Wijchens Wegenbouw heeft overgenomen. De verweren van [geïntimeerde] dat hij niet gehouden is om de facturen van Jaegers & Soons te voldoen omdat Jaegers & Soons zou zijn tekort geschoten in de nakoming van haar verplichtingen, heeft de kantonrechter verworpen. Ten aanzien van de beoordeling van (de betwisting van) de hoogte van de facturen heeft de kantonrechter zich onbevoegd verklaard omdat de artikelen 32 tot en met 40 van de Wet tarieven in burgerlijke zaken (Wtbz) daarvoor in een bijzondere rechtsgang voorzien.
4.2
Met grief II richt Jaegers & Soons zich tegen de onbevoegdverklaring door de kantonrechter en het daaraan ten grondslag liggende oordeel dat voor de beoordeling van de hoogte van de declaraties de bijzondere rechtsgang van de artikelen 32 tot en met 40 Wtbz moet worden gevolgd. Deze grief slaagt. De facturen waarvan betaling wordt gevorderd hebben betrekking op werkzaamheden in een strafzaak, waarop de Wtbz niet toepasselijk is. De Wtbz is naar de tekst van de wet alleen van toepassing op burgerlijke zaken. Ten overvloede wijst het hof erop dat de artikelen 32 tot en met 40 Wtbz inmiddels zijn vervallen (buiten het zich hier niet voordoende geval dat de rekening van de advocaat al is begroot door de raad van toezicht vóór 1 januari 2015: met onmiddellijke werking per 1 januari 2015; zie art. IV van de Wet positie en toezicht advocatuur). De kantonrechter heeft zich dan ook ten onrechte onbevoegd verklaard. Het bestreden vonnis komt voor vernietiging in aanmerking.
4.3
De kantonrechter heeft zich onbevoegd verklaard, klaarblijkelijk uit hoofde van het onderwerp van het geschil. Nu deze onbevoegdverklaring als onjuist moet worden vernietigd, is (onder het arrest HR 17 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:96, en de daarin genoemde jurisprudentie) terugwijzing geoorloofd, tenzij partijen op de voet van het ook voor dit geval geldende artikel 76 Rv verklaren te verlangen dat de rechter in hoger beroep de zaak aan zich houdt. Tegen deze terugwijzing verzet zich niet dat de eerste rechter zich in de overwegingen heeft uitgelaten over een deel van de inhoud van de zaak. Daarbij gaat het hof ervan uit dat de kantonrechter met de in het dictum opgenomen zinsnede ‘wijst het meer of anders gevorderde af’ niet heeft bedoeld definitief en uitdrukkelijk op het gevorderde te beslissen; dat zou zich niet verdragen met de overwegingen onder de beoordeling in het vonnis. Partijen hebben zich in hoger beroep wel ook over de inhoud van de zaak uitgelaten, maar daarbij niet verklaard te verlangen dat (mocht grief II slagen) het hof de zaak aan zich houdt. Het hof zal de zaak daarom terugwijzen naar de kantonrechter ter verdere behandeling en beslissing.
4.4
Gelet op het voorgaande behoeven de overige grieven geen behandeling meer. Bij de beoordeling van grief I, die zich richt zich tegen het oordeel van de kantonrechter dat de opdracht aan Jaegers & Soons is gegeven door Wijchens Wegenbouw (en niet door [geïntimeerde] ), heeft Jaegers & Soons overigens ook geen belang, aangezien de kantonrechter op een andere grond heeft geoordeeld dat [geïntimeerde] gehouden is om de facturen te voldoen (afgezien van de beoordeling van de hoogte daarvan). De overige grieven zijn niet gericht tegen beslissingen van de kantonrechter, maar betreffen een voortzetting van het debat tussen partijen ten aanzien van nog niet besliste geschilpunten, waarover de kantonrechter na terugwijzing zal moeten oordelen.
4.5
[geïntimeerde] heeft de beslissing tot onbevoegdverklaring door de kantonrechter niet uitgelokt of verdedigd. Het hof ziet daarom aanleiding de kosten van het hoger beroep te reserveren totdat in eerste aanleg eindvonnis zal worden gewezen, zodat bij dat eindvonnis kan worden beslist welke partij deze kosten dient te dragen. De kosten aan de zijde van Jaegers & Soons worden tot op heden begroot op € 704,- aan griffierechten, € 79,15 aan explootkosten (de kosten voor het herstelexploot dienen voor rekening van Jaegers & Soons te blijven en worden daarom hier niet opgenomen) en € 632,- aan salaris voor de advocaat. De kosten aan de zijde van [geïntimeerde] worden tot op heden begroot op € 308,- aan griffierechten en € 632,- aan salaris voor de advocaat.

5.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt het tussen partijen gewezen vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Nijmegen, van 10 januari 2014;
wijst de zaak terug naar de kantonrechter van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Nijmegen, teneinde het geschil tussen partijen verder te behandelen en te beslissen;
reserveert de kosten van dit hoger beroep totdat in de procedure in eerste aanleg eindvonnis zal worden gewezen.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.W. Steeg, F.J.P. Lock en R.C. Moed, bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door de oudste raadsheer, en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 8 september 2015.