ECLI:NL:GHARL:2015:7321

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 september 2015
Publicatiedatum
29 september 2015
Zaaknummer
200.139.115/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid vertegenwoordiging en beëindiging huurovereenkomst in het kader van leasecontracten

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 september 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen T en B Sports B.V. en De Lage Landen Vendorlease B.V. De zaak betreft de vraag of de huurovereenkomst tussen T en B en DLL in april 2008 is beëindigd. T en B, die in eerste aanleg gedaagde was, stelde dat de overeenkomst was ontbonden na een afspraak met een vertegenwoordiger van DLL, terwijl DLL betwistte dat deze vertegenwoordiger bevoegd was om hen te vertegenwoordigen. Het hof oordeelde dat T en B onvoldoende bewijs had geleverd voor haar stelling dat de overeenkomst was beëindigd. Het hof concludeerde dat de vorderingen van DLL, die onder andere bestonden uit betaling van achterstallige huurtermijnen en schadevergoeding, grotendeels toewijsbaar waren. Het hof vernietigde het eerdere vonnis van de kantonrechter voor zover het meer dan € 52.525,57 aan huurtermijnen toekende, maar bekrachtigde het vonnis voor het overige. T en B werd veroordeeld in de proceskosten van het geding in hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.139.115/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 346397 \ CV EXPL 12-2046)
arrest van de eerste kamer van 29 september 2015
in de zaak van
T en B Sports B.V.,
gevestigd te Emmen,
appellante,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie en eiseres in reconventie,
hierna:
T en B,
advocaat: mr. A. Veenstra, kantoorhoudend te Emmen,
tegen
De Lage Landen Vendorlease B.V.,
gevestigd te Eindhoven,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres in conventie en verweerster in reconventie,
hierna:
DLL,
advocaat: mr. C.R.E. ten Cate, kantoorhoudend te Utrecht.

1.Het geding in eerste aanleg

In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis van de (voormalige) rechtbank Assen, sector kanton, locatie Emmen van 14 november 2012 en de vonnissen van de rechtbank Noord-Nederland, afdeling privaatrecht, locatie Emmen van
30 januari en 10 juli 2013 van de rechtbank Noord-Nederland, sector kanton, locatie Assen (hierna: de kantonrechter).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure is als volgt:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 8 oktober 2013, hersteld bij exploten van
26 november 2013 en 6 december 2013,
- de memorie van grieven,
- de memorie van antwoord (met één producties, die ook in eerste aanleg al is overgelegd).
2.2
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
2.3
De vordering van T en B luidt:
"Dat het het Gerechtshof moge behagen om bij arrest, voorzover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te vernietigen het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Noord-Nederland d.d. 10 juli 2013 (zaaksnummer 34697 /CV EXPL 12-2046) en opnieuw rechtdoende te bepalen:
- geïntimeerde alsnog niet ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen, althans deze te ontzeggen met veroordeling van geïntimeerde om per omgaande aan appellante te restitueren tegen behoorlijk bewijs van kwijting, alle gelden welke ten onrechte heeft geïncasseerd van appellante, te weten € 16.607,12, vermeerderd met de wettelijke handelsrente daarover vanaf de dag dat deze gelden haar ter beschikking stonden tot aan de dag der algehele voldoening;
- geïntimeerde te veroordelen in de kosten van beide instanties."

3.De beoordeling van het geschilwijziging van eis

3.1
Het hof stelt vast dat T en B, overigens zonder dat met zoveel woorden te vermelden, haar in de appeldagvaarding vermelde vordering in de memorie van grieven heeft gewijzigd, in die zin dat zij thans ook toewijzing van de door haar ingestelde vordering in reconventie vordert. DLL heeft zich niet tegen deze eiswijziging verzet. Mogelijk is deze haar, door het wat impliciete karakter ervan, ontgaan. Daardoor is zij echter niet in haar belangen geschaad, zodat het hof ook ambtshalve geen enkele reden ziet de eiswijziging buiten beschouwing te laten. T en B heeft de wijziging van eis tijdig ingesteld. De vorderingen in conventie en in reconventie zijn nauw met elkaar verweven en met grief III komt T en B, overigens zonder daar veel woorden aan te wijden, ook op tegen de afwijzing van haar reconventionele vordering. Het hof zal dan ook recht doen op de gewijzigde eis.
vaststaande feiten
3.2
De kantonrechter heeft in het vonnis van 14 november 2012 de feiten vastgesteld. Tegen deze feitenvaststelling zijn geen grieven gericht en ook overigens is niet van bezwaren gebleken. Het hof zal dan ook van de door de kantonrechter vastgestelde feiten uitgaan, die aangevuld met enkele andere feiten, op het volgende neerkomen.
3.2.1
In een brief van 20 juli 2007 heeft de heer [X] (hierna: [X] ) van P&A Sports B.V. (hierna: P&A) het volgende geschreven aan de heer [Y] , destijds bestuurder van Active Leisure Emmen B.V. (hierna: ALE):
“Bij deze zend ik jou de huurovereenkomst van Boval zoals reeds met jou is doorgesproken bij mij op de zaak.Ik verzoek je deze aandachtig door te lezen en bij op of aanmerkingen dit zo snel mogelijk aan mij te laten weten, ik heb de overeenkomst zodanig samengesteld dat deze het beste bij jou past.Op 24 juli aanstaande ben ik in Emmen en kom dan rond de middag bij je langs, als ik niks meer van je hoor ga ik ervan uit dat je er tevreden mee bent.Ik neem de getekende overeenkomst direct bij je mee zodat ik de bestelling dezelfde week nog kan verwerken van de apparatuur, als het dan een beetje meezit wordt deze in september al geleverd.”
3.2.2
Bij schriftelijk vastgelegde overeenkomst van 26 juli 2007 is vervolgens een huurovereenkomst voor de duur van vijf jaren tot stand gekomen tussen ALE als huurder en Boval Lease B.V. (hierna: Boval) als verhuurder betreffende fitnessapparatuur tegen een huurprijs van € 1.993,72 exclusief BTW per maand. Het huurcontract heeft het nummer [nummer] . In het contract wordt verwezen naar een bijlage met nummer 2070627 waarin de fitnessapparatuur is gespecificeerd. De bijlage is afgedrukt op briefpapier van de P&A. Het contract verklaart de Algemene Voorwaarden Huur 2006 op de overeenkomst van toepassing.
3.2.3
In genoemde algemene voorwaarden is onder meer het volgende bepaald:
“23. Het is Huurder niet toegestaan het Object te vervreemden, of daarop een pandrecht of enig ander beperkt recht te vestigen. Zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Verhuurder is het Huurder voorts niet toegestaan het Object geheel of gedeeltelijk op welke titel dan ook aan een derde in gebruik te geven of anderszins af te staan, dan wel zijn rechten uit deze Overeenkomst aan een derde over te dragen (…).24. Het Object mag uitsluitend van de plaats van aflevering worden verwijderd na voorafgaande schriftelijke toestemming van Verhuurder. Een dergelijke verplaatsing geschiedt altijd voor rekening en risico van Huurder. De hier bedoelde toestemming zal door Verhuurder niet op onredelijke gronden geweigerd worden indien de gevraagde verplaatsing verband houdt met verhuizing van Huurder binnen Nederland.(…)26. Huurder draagt de risico’s van beschadiging en van geheel of gedeeltelijk verlies c.q. vergaan van het Object. Ieder geval van beschadiging, verlies of vergaan, dient Huurder terstond ter kennis van Verhuurder te brengen.(…)
36. Indien Huurder een op hem rustende verplichting jegens Verhuurder niet nakomt, of indien(…)dan is al hetgeen door Huurder aan Verhuurder is verschuldigd ineens opeisbaar en is Verhuurder gerechtigd om zonder nadere ingebrekestelling en zonder rechterlijke tussenkomst de Overeenkomst te ontbinden. Ingeval van zodanige ontbinding zal Verhuurder het Object onmiddellijk in bezit kunnen (doen) nemen en is Huurder aan Verhuurder een onmiddellijk opeisbare vergoeding verschuldigd gelijk aan het bedrag van het totaal van de huurtermijnen die Huurder bij het in stand blijven van de Overeenkomst gehouden zou zijn geweest te voldoen, vermeerderd met de kosten vermeld in artikel 46 van deze algemene voorwaarden. Deze vergoeding laat het recht van Verhuurder om (aanvullende) schadevergoeding te vorderen onverlet.(…)40. Verhuurder heeft het recht haar volledige rechtsverhouding met Huurder uit hoofde van de Overeenkomst, en/of de eigendom van het Object, over te dragen aan De Lage Landen vendorlease B.V., gevestigd te Eindhoven, (verder te noemen: De Lage Landen) (…).41. Door Ondertekening van de overeenkomst geeft Huurder bij voorbaat onherroepelijk toestemming tot deze overdracht c.q. contractsovername (…). Van de overdracht (…) kan door Verhuurder mede namens De lage Landen of door De Lage Landen mede namens Verhuurder kennis worden gegeven c.q. mededeling worden gedaan. De facturering van de eerste huurtermijn door De Lage landen zal gelden als kennisgeving aan Huurder zoals hierboven bedoeld.42. Voor zover aan Huurder van bovenbedoelde overdracht en contractsovername kennis zal zijn gegeven, zal Huurder het Object houden voor De Lage Landen als eigenaar, en zal De lage Landen in plaats van Verhuurder partij bij de Overeenkomst zijn.”
3.2.4
DLL heeft ALE een factuur d.d. 2 augustus 2007 gestuurd ad € 1.993,72 exclusief BTW op basis van het huurcontract. In de factuur is onder meer vermeld:“Referentie: Overeenkomst via Boval Lease fitnessapparatuur.(…)Contractnummer: [nummer] ”
3.2.5
DLL heeft ALE sindsdien maandelijks vergelijkbare facturen gestuurd. ALE heeft deze facturen tot in elk geval augustus 2010 voldaan (in 2009, nadat een betalingsregeling was getroffen in verband met een ontstane betalingsachterstand).
3.2.6
In 2008 is ALE verhuisd naar een ander bedrijfspand. ALE heeft toen andere fitnessapparatuur gehuurd van Siemens. Een deel van de van Boval gehuurde fitnessapparatuur is blijven staan in het oude bedrijfspand, een ander deel is door bemiddeling van P&A verhuurd aan een derde.
3.2.7
In een brief van 8 april 2008 aan [Y] van ALE heeft de heer [X] van P&A het volgende geschreven:
“Bij deze zoals eerder toegezegd de schriftelijke bevestiging inzake de nieuwe overeenkomst welke wij voor u hebben samengesteld.Hiermee is de huidige Boval huurovereenkomst met nummer [nummer] komen te vervallen, en zal vervangen worden door een leaseovereenkomst van de firma Siemens contractnummer SL 806724 zie bijlage contract welke wij voor u hebben bijgesloten.Een deel van het Boval contract zal achterblijven bij het Emtech terrein aangezien deze partij enkele goederen wil overnemen, het overige deel zal door ons bedrijf zo spoedig mogelijk worden opgehaald, wij zullen u hierover in een later stadium informeren.Wij hebben de firma Boval inmiddels over bovenstaande geïnformeerd en deze zal per 1 mei 2008 de incasso aan uw adres stop zetten.”
3.2.8
In 2010 is opnieuw een achterstand ontstaan in de betaling van de huurtermijnen. Nadat partijen daarover hadden gecorrespondeerd, heeft DLL in een brief van 15 maart 2011 aan ALE de overeenkomst ontbonden en aanspraak gemaakt op betaling van een bedrag van € 36.649,52 aan resterende termijnen en € 15.876,05 aan achterstallige termijnen, te vermeerderen met rente en kosten.
3.2.9
In de loop van de procedure in eerste aanleg is ALE onder algemene titel opgevolgd door T en B.
procedure in eerste aanleg
3.3
DLL heeft ALE gedagvaard en gevorderd dat voor recht wordt verklaard dat zij eigenaar is van de door haar aan ALE verhuurde fitnessapparatuur en dat ALE wordt veroordeeld tot afgifte van de apparatuur, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom. Daarnaast heeft zij aanspraak gemaakt op betaling van een bedrag van € 52.525,57 uit hoofde van openstaande en resterende huurtermijnen en (na vermeerdering van eis) op een bedrag van € 9.537,- uit hoofde van schadevergoeding, een en ander te vermeerderen met rente, incasso- en proceskosten.
3.4
T en B heeft verweer gevoerd en een reconventionele vordering ingesteld, strekkende tot terugbetaling van een bedrag van € 16.607,12 vanwege onverschuldigd betaalde huurtermijnen. Aan haar verweer en aan haar vordering in reconventie heeft T en B ten grondslag gelegd dat de huurovereenkomst tussen partijen in april 2008 is beëindigd na de daartoe strekkende afspraak tussen [X] en ALE. Volgens T en B was [X] bevoegd Boval en DLL te vertegenwoordigen. Indien [X] daartoe niet bevoegd was, kan zij zich jegens DLL met succes op de schijn van toereikende volmachtverlening (artikel 3:61 lid 2 BW) beroepen, aldus T en B. T en B heeft in dit verband onder meer verwezen naar een brief van [X] d.d. 22 november 2011 aan de (toenmalige) advocaat van ALE. In deze brief heeft [X] onder meer geschreven:
“(…)
Wij waren als P&A Sports BV gevolmachtigd om namens de Leasemaatschappijen te handelen en rechtstreeks met klanten afspraken te maken, contracten af te sluiten namens deze maatschappijen alsmede indien nodig voortijdig te ontbinden als er bijvoorbeeld nieuwe apparatuur weer werd geleverd en geplaatst door P&A Sports BV te Hengelo.Ik [X] was van deze bovengenoemde BV directeur en dus volledig bevoegd om hierin te handelen namens deze Leasemaatschappijen, dit deden wij overigens tientallen malen per maand voor een groot aantal aanbieders van dit product en dus ook voor Boval naar ieders tevredenheid ook in de periode waarin deze bewuste overeenkomst door ons is beëindigd.Het is in dit geval destijds bemiddeld via Boval die op haar beurt dit naar alle waarschijnlijkheid weer heeft doorgeleverd aan de Lage Landen dit laatste is Active Leisure zeer zeker niet over geïnformeerd.Wij hebben te allen tijde de contacten onderhouden met de klant Active Leisure en zij hebben destijds dan ook naar alle eer en geweten gehandeld, alleen wij hebben als P&A hierin persoonlijk bemiddeld namens de maatschappij Boval.Het bevreemd mij dan ook ten zeerste dat er nu deze ontbinding van de bovengenoemde Boval overeenkomst ter discussie wordt gesteld aangezien wij volledig in overeenstemming met Boval destijds de goederen weer retour hebben genomen.(…)De firma Lage Landen had nimmer de reeds ontbonden overeenkomst mogen voortzetten, in dit geval heeft de firma Boval onjuist of onvolledig gehandeld.(…)”
3.5
In zijn tussenvonnis van 14 november 2012 heeft de kantonrechter een comparitie van partijen gelast. Nadat deze comparitie was gehouden, heeft de kantonrechter in zijn tussenvonnis van 30 januari 2013 ALE toegelaten tot het leveren van bewijs waaruit kan worden afgeleid dat DLL heeft meegewerkt aan de vervanging van de huurovereenkomst uit 2007 door een leasecontract met een derde als gevolg waarvan de gehuurde goederen met medeweten van DLL uit de macht van ALE zijn geraakt, althans dat ALE mocht begrijpen uit gedragingen van DLL dat [X] in 2008 DLL direct of indirect vertegenwoordigde bij die vervanging.
3.6
T en B (zo heet ALE na een naamswijziging) heeft ter uitvoering van deze bewijsopdracht haar voormalige bestuurder [naam bestuurder] en [X] als getuigen doen horen. [naam bestuurder] heeft verklaard dat hij in 2009 bij ALE betrokken is geraakt.
[X] heeft onder meer verklaard dat de financiering van door P&A geleverde apparatuur geschiedde via haar werknemer [Z] , die goede contacten had met Boval. Over de transactie in 2008 heeft hij verklaard:
“Ongeveer in diezelfde periode rond 2008 is een deel van de apparatuur die geleverd was op de Emmtec locatie teruggegaan naar P & A Sports. Dat zal ongeveer twee derde deel van de apparatuur zijn geweest. De rest bleef achter op de Emmtec locatie. Het is mij niet bekend welke afspraken daarover met Boval of met DLL zijn gemaakt. Wel weet ik dat de eerder genoemde [Z] daarover contact heeft gehad met Boval welk bedrijf een financiële band had met DLL. Het is mij ook niet bekend of de betreffende apparatuur, voor zo ver achter gebleven op het Emmtec terrein, daar ook de volle contractsperiode in gebruik is geweest. Ik kan mij niet herinneren of ik zelf in die jaren met name in 2007 en 2008, contacten heb gehad met mensen van Boval of met DLL over deze contracten.Ik hoor u zeggen dat DLL zich op het standpunt stelt dat zij niet op de hoogte waren van veranderingen tijdens de looptijd van het contract van 2007. Ik neem aan dat zij wel degelijk op de hoogte waren van de veranderingen van 2008 waarbij een deel van de apparatuur terugging naarP & A Sports. Ik weet wel dat destijds regelmatig dergelijke leasecontracten werden opengebroken. Mijn collega [Z] onderhield de contacten; ik was daar zelf niet bij betrokken.”
3.7
In zijn eindvonnis van 10 juli 2013 heeft de kantonrechter geoordeeld dat T en B het door haar te leveren bewijs niet heeft geleverd en heeft hij de vorderingen van DLL grotendeels (op de veroordeling tot afgifte en de gevorderde incassokosten na) toegewezen.
bespreking van de grieven
3.8
Met
de grieven I tot en met IIIkomt T en B op tegen het in het eindvonnis passeren door de kantonrechter van het verweer dat de overeenkomst tussen ALE en DLL al in april 2008 is beëindigd. De grieven hangen met elkaar samen. Het hof zal ze tezamen behandelen.
3.9
Het hof stelt voorop dat de stelplicht en bewijslast van het door haar gevoerde (bevrijdende) verweer dat de overeenkomst in april 2008 tussentijds is beëindigd, zodat zij nadien geen huurtermijnen verschuldigd is, op T en B rust. T en B dient dan ook te stellen, en bij betwisting te bewijzen, dat DLL en ALE zijn overeengekomen dat de overeenkomst tussen hen zou eindigen.
3.1
Naar het oordeel van het hof staat met de in rechtsoverweging 3.2.7 aangehaalde brief van [X] van 8 april 2008 vast dat ALE en [X] hebben afgesproken dat de huurovereenkomst, in de brief aangeduid als de Boval huurovereenkomst, is vervallen. Ten tijde van deze brief was geen sprake meer van een huurovereenkomst tussen Boval en ALE, maar van een huurovereenkomst tussen DLL en ALE, nu DLL op grond van contractsoverneming de plaats van Boval had ingenomen. Doorslaggevend is dan ook niet of ALE met [X] een afspraak heeft gemaakt over de beëindiging van de overeenkomst, maar of die afspraak met DLL is gemaakt. Dat is het geval indien [X] DLL bij deze afspraak rechtsgeldig heeft vertegenwoordigd dan wel de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid is gewekt en ALE (thans T en B) zich op deze schijn jegens DLL kan beroepen. Ook hier geldt weer dat stelplicht en bewijslast ten aanzien van de bevoegde vertegenwoordiging dan wel feiten en omstandigheden die een gerechtvaardigd beroep op de gewekte schijn kunnen dragen, op T en B rusten.
3.11
DLL heeft gemotiveerd betwist dat [X] bevoegd was haar te vertegenwoordigen.
T en D hebben deze stelling in het licht van de gemotiveerde betwisting door DLL onvoldoende onderbouwd. In dit verband wijst het hof er op dat [X] noch in zijn schriftelijke verklaring (hiervoor aangehaald in rechtsoverweging 3.4 noch als getuige (vgl. zijn in rechtsoverweging 3.6 aangehaalde verklaring) heeft verklaard bevoegd te zijn DLL te vertegenwoordigen. Uit de verklaringen van [X] kan hooguit worden afgeleid dat hij van mening was Boval te (kunnen) vertegenwoordigen. Boval was in april 2008 echter niet langer de contractspartij van ALE. Dat [X] Boval heeft vertegenwoordigd bij het aangaan van de huurovereenkomst, betekent nog niet dat hij na de contractsovername ook bevoegd was DLL te vertegenwoordigen.
3.12
Voor zover uit de stellingen van T en B moet worden afgeleid dat Boval bevoegd was DLL te vertegenwoordigen en [X] , als bevoegde vertegenwoordiger van Boval, indirect bevoegd was DLL te binden, overweegt het hof dat T en B ook deze stelling onvoldoende heeft onderbouwd. Het enkele feit dat, zoals T en B aanvoert, op de facturen van DLL was vermeld dat de factuur betrekking had op een overeenkomst “via Boval” betekent niet dat Boval na de contractovername bevoegd was DLL te binden. Die vermelding is een herkomstaanduiding van het contract; de aanduiding wordt niet voor niets onder het kopje “referentie” vermeld. T en B heeft verder niets aangevoerd waaruit volgt dat Boval na de contractsovername bevoegd was DLL te vertegenwoordigen. De algemene voorwaarden, die voorzien in een regeling voor de contractsovername, bevatten ook geen bepalingen die een dergelijke vertegenwoordigingsbevoegdheid stipuleren.
3.13
De vraag die resteert is, of ALE zich kon (en T en B zich kan) beroepen op artikel
3:61 lid 2 BW. Daartoe is vereist dat [X] in april 2008 in naam van DLL heeft gehandeld en dat ALE door toedoen van DLL, dan wel op grond van feiten en omstandigheden die voor risico van DLL komen, heeft aangenomen, en redelijkerwijs mocht
aannemen, dat [X] bevoegd was DLL te vertegenwoordigen (vgl. onder meer Hoge Raad 3 februari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU4909).
3.14
Het hof stelt, ter beantwoording van de hiervoor geformuleerde vraag, vast dat T en B onvoldoende heeft onderbouwd dat [X] zich heeft voorgedaan als vertegenwoordiger van DLL. In de brief van [X] van 8 april 2008 wordt de naam van DLL niet genoemd. [X] schrijft in deze brief niet dat hij overleg heeft gevoerd met DLL, maar met Boval. Niet DLL, maar Boval, zal volgens deze brief de incasso van de huurtermijnen stopzetten. Ook uit de schriftelijke verklaring van [X] en uit diens getuigenverklaring volgt niet dat [X] zich in zijn contacten met ALE heeft voorgedaan als vertegenwoordiger van DLL. [X] heeft in zijn schriftelijke verklaring weliswaar aangegeven “namens de Leasemaatschappijen” te hebben gehandeld, maar dat hij daarmee ook DLL bedoelde volgt niet uit die verklaring. In zijn schriftelijke verklaring heeft [X] wel uitdrukkelijk aangegeven dat hij heeft bemiddeld voor Boval, maar niet dat hij heeft bemiddeld voor DLL. In zijn getuigenverklaring wordt zelfs niet duidelijk dat [X] heeft bemiddeld voor Boval. Er volgt in geen geval uit dat hij DLL heeft vertegenwoordigd. T en B heeft verder niets aangevoerd over de contacten tussen ALE en [X] , waarop kan worden gegrond dat [X] bij de beëindiging van het contract namens DLL heeft geëindigd. Dat [X] de verhuurder bij het aangaan van de huurovereenkomst heeft vertegenwoordigd, betekent niet dat hij na de contractsovername, toen de verhuurder was opgevolgd door een andere verhuurder, ook de opvolgende verhuurder heeft vertegenwoordigd. T en B heeft dan ook onvoldoende onderbouwd dat daarvan sprake is geweest.
3.15
Voor zover T en B heeft willen betogen dat [X] wel namens Boval heeft gehandeld en zij ervan mocht uitgaan (door toedoen van DLL dan wel door feiten en omstandigheden die voor risico komen van DLL) dat Boval (in de persoon van [X] ) bevoegd was DLL te vertegenwoordigen, heeft T en B ook dit betoog onvoldoende onderbouwd. Zoals hiervoor is aangegeven volgt noch uit de brief van [X] van 8 april 2008 noch uit diens latere verklaringen dat hij heeft aangegeven DLL te vertegenwoordigen. Uit deze brief en uit de verklaringen volgt evenmin dat [X] heeft aangegeven bij de transactie indirect (via Boval) DLL te vertegenwoordigen. Uit de brief volgt veeleer dat [X] er van uitging dat niet DLL, maar Boval nog de contractspartij was. Aan het slot van de brief verwijst hij niet voor niets naar het stopzetten van de incasso door Boval. Ook in zijn schriftelijke verklaring maakt [X] alleen melding van contacten met Boval.
Indien ALE al uit de verklaringen en gedragingen van [X] mocht aannemen dat [X] via Boval namens DLL handelde, heeft zij onvoldoende onderbouwd dat zij door toedoen van of door feiten en omstandigheden die voor risico komen van DLL redelijkerwijze mocht aannemen dat [X] via Boval na de contractoverneming bevoegd was DLL te vertegenwoordigen. De door T en B aangevoerde omstandigheid dat op de facturen van DLL was vermeld dat de factuur betrekking had op een huurovereenkomst “via Boval” is daartoe, nu de huurovereenkomst inderdaad met Boval was gesloten, maar nadien was overgegaan op DLL, onvoldoende. Het hof neemt daarbij nog in aanmerking dat DLL ook na april 2008 facturen is blijven sturen, zodat indien ALE, zoals zij stelt maar het hof niet overneemt, al in april 2008 reden had om aan te nemen dat [X] (via Boval) DLL vertegenwoordigde bij het einde van de huurovereenkomst al in mei 2008 had behoren te weten dat zij zich had vergist.
3.16
Het verweer van T en B, dat de huurovereenkomst in april 2008 is beëindigd gaat dan ook niet op. T en B heeft het onvoldoende onderbouwd, zodat reeds om die reden niet aan getuigenbewijs kan worden toegekomen. Overigens ontbreekt een gespecificeerd bewijsaanbod. Nu T en B geen ander verweer heeft gevoerd tegen de vordering tot betaling van achterstallige en nog resterende huurtermijnen en de daarop gebaseerde rentevordering en zij aan haar reconventionele vordering geen feiten en omstandigheden ten grondslag heeft gelegd, die afwijken van hetgeen zij ten grondslag heeft gelegd aan haar verweer, is de vordering van DLL in zoverre toewijsbaar en dient de vordering van T en B te worden afgewezen.
3.17
De grieven I toe en met IV falen reeds om de hiervoor vermelde redenen. Bij deze stand van zaken kan hetgeen verder wordt aangevoerd tegen hetgeen de kantonrechter aan zijn met de grieven bestreden oordelen ten grondslag heeft gelegd in het midden blijven.
3.18
Met
grief Vkomt T en B op tegen toewijzing van de vordering van € 9.537,- vanwege het verlies van de fitnessapparatuur door DLL. Volgens T en B heeft DLL deze vordering onvoldoende onderbouwd. DLL heeft haar vordering onderbouwd met een door haar opgestelde tabel, waarop de totale aanschafwaarde van de fitnessapparatuur is vermeld
(€ 95.365,-) en (afgerond) 10% van dit bedrag is aangemerkt als de “fair market value”. Het hof is, met T en B, van oordeel dat DLL met deze eigenhandige berekening de waarde van de verloren gegane fitnessapparatuur onvoldoende heeft onderbouwd. Dat bij de berekening een waardemaatstaf in de Engelse taal is gebruikt, geeft de berekening niet meer gewicht. Het blijft een eigen berekening van DLL, die op geen enkele wijze is onderbouwd. Zo is onduidelijk wat de afschrijvingstermijn is van fitnessapparatuur, wat na het einde van een huurovereenkomst van vijf jaren doorgaans de restwaarde is van de verhuurde apparatuur en of DLL de apparatuur dan opnieuw verhuurt of verkoopt, en zo ja tegen wat voor prijzen dat doorgaans gebeurt.
3.19
DLL heeft haar vordering op dit punt dan ook onvoldoende onderbouwd. Zij heeft ook geen gespecificeerd bewijsaanbod gedaan betreffende de omvang van de door haar geleden schade. Het hof beschikt ook niet over aanknopingspunten om de schade te schatten. Het hof zal de vordering dan ook afwijzen.
3.2
Grief V slaagt derhalve.
3.21
De slotsom is dat het hof het eindvonnis zal vernietigen, voor zover ook het bedrag van € 9.537,- is toegewezen. Het hof zal dat eindvonnis voor het overige bekrachtigen. (De tussenvonnissen zijn niet door T en B bestreden). T en B zal als de in hoger beroep grotendeels in het ongelijk gestelde partij, worden verwezen in de proceskosten (1 punt, tarief IV), te vermeerderen met nasalaris (zo verstaat het hof de vordering van DLL tot vergoeding van nakosten) en wettelijke rente over de proceskosten, als in het dictum te vermelden.

4.De beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt het vonnis van de kantonrechter van 10 juli 2013, voor zover de kantonrechter in conventie meer dan € 52.525,57 met de contractuele rente van 1,5% over dit bedrag vanaf
20 maart 2011 tot aan de dag van volledige betaling heeft toegewezen;
bekrachtigt dit vonnis voor het overige;
veroordeelt T en B in de proceskosten van het geding in hoger beroep en begroot deze kosten voor zover tot op heden aan de zijde van DLL gevallen op € 1.862,- aan verschotten en op € 1.631,- voor geliquideerd salaris van de advocaat, op € 131,00 voor nasalaris van de advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente over voormelde bedragen
vanaf 14 dagen na betekening van deze uitspraak tot de dag der algehele voldoening
en met € 68,00 voor nasalaris van de advocaat indien niet binnen veertien dagen na
aanschrijving aan deze uitspraak is voldaan én betekening heeft plaatsgevonden;
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mr. H. de Hek, mr. L. Groefsema en mr. R.E. Weening en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 29 september 2015.