In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, is een tussenarrest gewezen op 20 oktober 2015. De zaak betreft een hoger beroep van een vonnis van de rechtbank Groningen, waarbij de appellante, gevestigd te [A], in eerste aanleg gedaagde was en de geïntimeerde, wonende te [B], eiser. De appellante heeft de rechtbank verzocht het vonnis van 16 november 2011 te vernietigen en de geïntimeerde niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vorderingen. De procedure in hoger beroep is gestart met een dagvaarding op 8 februari 2012, gevolgd door een herstelexploot en diverse memoriae van grieven en antwoord. Na een pleidooi op 20 augustus 2014 heeft het hof de zaak aangehouden en uiteindelijk op 20 oktober 2015 een tussenarrest gewezen. Dit arrest is van belang omdat het hof partijen in de gelegenheid stelt zich uit te laten over de wijziging in de samenstelling van het hof, aangezien mr. Koene niet langer deel uitmaakt van de civiele sector. Het hof heeft de zaak verwezen naar de rol van 3 november 2015 voor uitlating van partijen over de wens tot een mondelinge behandeling. De beslissing om verdere beslissingen aan te houden is genomen, waarbij het hof de partijen de mogelijkheid biedt om hun standpunt te verduidelijken met betrekking tot de nieuwe samenstelling van het hof.