ECLI:NL:GHARL:2015:7941

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 oktober 2015
Publicatiedatum
20 oktober 2015
Zaaknummer
200.111.788/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenarrest inzake wijziging samenstelling hof na pleidooi

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, is een tussenarrest gewezen op 20 oktober 2015. De zaak betreft een hoger beroep van een vonnis van de rechtbank Groningen, waarbij de appellante, gevestigd te [A], in eerste aanleg gedaagde was en de geïntimeerde, wonende te [B], eiser. De appellante heeft de rechtbank verzocht het vonnis van 16 november 2011 te vernietigen en de geïntimeerde niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vorderingen. De procedure in hoger beroep is gestart met een dagvaarding op 8 februari 2012, gevolgd door een herstelexploot en diverse memoriae van grieven en antwoord. Na een pleidooi op 20 augustus 2014 heeft het hof de zaak aangehouden en uiteindelijk op 20 oktober 2015 een tussenarrest gewezen. Dit arrest is van belang omdat het hof partijen in de gelegenheid stelt zich uit te laten over de wijziging in de samenstelling van het hof, aangezien mr. Koene niet langer deel uitmaakt van de civiele sector. Het hof heeft de zaak verwezen naar de rol van 3 november 2015 voor uitlating van partijen over de wens tot een mondelinge behandeling. De beslissing om verdere beslissingen aan te houden is genomen, waarbij het hof de partijen de mogelijkheid biedt om hun standpunt te verduidelijken met betrekking tot de nieuwe samenstelling van het hof.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.111.788/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 121386/ HA ZA 10-835)
arrest van de eerste kamer van 20 oktober 2015
in de zaak van
[appellante] ,
gevestigd te [A] ,
appellante,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
[appellante],
advocaat: mr. E.J.C. de Jong, kantoorhoudend te Utrecht, die ook heeft gepleit,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [B] ,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiser,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. R.M. van der Zwan, kantoorhoudend te 's-Gravenhage, voor wie mr. V.C. Dekker heeft gepleit.

1.Het geding in eerste aanleg

In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de vonnissen van 8 december 2010 en 16 november 2011 van de rechtbank Groningen (hierna: de rechtbank).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure is als volgt:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 8 februari 2012,
- het herstelexploot d.d. 15 juni 2012,
- de memorie van grieven,
- de memorie van antwoord (met productie),
- het gehouden pleidooi d.d. 20 augustus 2014, waarbij pleitnotities zijn overgelegd.
2.2
Na afloop van het pleidooi heeft het hof de zaak naar de rol van 16 september 2014 verwezen voor akte uitlaten voort procederen. Vervolgens is de zaak nog tweemaal aangehouden, waarna de zaak op de roldatum van 11 november 2014 ambtshalve peremptoir voor een termijn van 53 weken is aangehouden.
2.3
Op de roldatum van 17 maart 2015 hebben partijen arrest gevraagd. Vervolgens heeft het [appellante] de stukken voor het wijzen van arrest overgelegd en heeft het hof op één dossier arrest bepaald.
2.4
De vordering van het [appellante] luidt:
"
het vonnis van de rechtbank van 16 november 2011 te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, [geïntimeerde] in zijn vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren, althans deze aan hem te ontzeggen, met zijn veroordeling in de kosten van beide procedures, te verhogen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na het te wijzen arrest."

3.De beoordeling

3.1
Het hof stelt het volgende voorop. Het pleidooi in deze zaak heeft op 20 augustus 2014 plaatsgevonden ten overstaan van de raadsheren mr. H. de Hek, mr. A.M. Koene en mr. R.A. Zuidema. Met het oog op de uitspraak van de Hoge Raad van 31 oktober 2014 (ECLI:NL:HR:2014: 3076), bericht het hof partijen dat mr. Koene thans geen deel meer uitmaakt van de civiele sector van het hof. Hoewel de regel uit genoemd arrest, gelet op de in rechtsoverweging 3.4.6 van dat arrest geformuleerde overgangsmaatregel, in dit geval niet rechtstreeks van toepassing is nu het pleidooi heeft plaatsgevonden voor 31 oktober 2014, acht het hof het wenselijk partijen in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over de vraag of zij in deze situatie opnieuw een mondelinge behandeling van hun zaak wensen ten overstaan van de combinatie van raadsheren die arrest zal wijzen.
3.2
De zaak zal worden verwezen naar de rol van 3 november 2015 opdat partijen, wetende dat mr. Koene zal worden vervangen, kunnen mededelen of zij recht op de stukken wensen dan wel pleidooi.
3.3
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
De beslissing
Het gerechtshof:
verwijst de zaak naar de rol van 3 november 2015 voor uitlating partijen met het hierboven in rechtsoverweging 3.1 omschreven doel;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mr. H. de Hek, mr. J.H. Kuiper en mr. R.A. Zuidema en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag
20 oktober 2015.