In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de inspecteur van de Belastingdienst tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland. De rechtbank had de naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting en de verzuimboete van € 418 aan de belanghebbende, een autohandelaar, vernietigd. De inspecteur had de naheffingsaanslag opgelegd omdat de belanghebbende met een motorrijtuig uit zijn bedrijfsvoorraad gebruik had gemaakt van de weg zonder de vereiste handelaarskentekenplaten. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur niet had aangetoond dat het motorrijtuig het bedrijventerrein van de belanghebbende had verlaten.
Tijdens het hoger beroep heeft het hof het onderzoek heropend en partijen verzocht om nadere bewijsstukken te overleggen. De belanghebbende overhandigde een inkoopverklaring en een verkoopfactuur, maar de inspecteur betwistte de juistheid van de km-stand en de omstandigheden rondom de verkoop. Het hof oordeelde dat de inspecteur voldoende bewijs had geleverd dat het motorrijtuig op de openbare weg was gebruikt zonder de juiste kentekenplaten. Het hof verwierp de stelling van de belanghebbende dat het voertuig nooit van het terrein was geweest en concludeerde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd.
Het hof vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond. De verzuimboete van € 418 werd als passend en geboden beschouwd, gezien de omstandigheden van de zaak. De uitspraak werd openbaar gedaan op 27 oktober 2015.