De beoordeling
1. [appellante] is in hoger beroep gekomen van het genoemde vonnis van 23 oktober 2013, hierna te noemen het beroepen vonnis.
2. Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet voldoende betwist staat, voor zover in hoger beroep van belang, tussen partijen het volgende vast:
( i) Op [in 2003] is te [woonplaats 1], haar laatste woonplaats, overleden [erflaatster], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1], hierna te noemen de erflaatster.
(ii) De erflaatster is in algehele gemeenschap van goederen gehuwd geweest met [X], welk huwelijk door het overlijden van de erflaatster is ontbonden.
(iii) Uit het genoemde huwelijk zijn twee kinderen geboren, te weten [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 1], te dezen aangeduid als [geïntimeerden]
(iv) De erflaatster heeft niet bij testament over haar nalatenschap beschikt en heeft bijgevolg – onder toepasselijkheid van het bepaalde omtrent de wettelijke verdeling in art. 4:13 BW e.v. (afd. 4.3.1. BW) - als enige erfgenamen van haar nalatenschap achtergelaten haar voornoemde echtgenoot, [X], en haar twee kinderen, [geïntimeerden]
( v) [X] en [geïntimeerden] hebben de nalatenschap van de erflaatster zuiver aanvaard.
(vi) Op [in 2012] is te [woonplaats 1], zijn laatste woonplaats, overleden genoemde [X], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 2], hierna te noemen de erflater.
(vii) De erflater is - blijkens akte van huwelijkse voorwaarden, op 29 augustus 2007 verleden voor mr. [notaris], destijds notaris in de gemeente Zuidhorn, buiten elke gemeenschap van goederen - in voor beiden tweede echt, gehuwd geweest met [appellante], te dezen aangeduid als [appellante].
(viii) Uit dit huwelijk, dat door het overlijden van de erflater is ontbonden, zijn geen kinderen geboren.
(ix) De erflater heeft niet bij testament over zijn nalatenschap beschikt en heeft bijgevolg, onder toepasselijkheid van het bepaalde omtrent de wettelijke verdeling in art. 4:13 BW e.v. (afd. 4.3.1. BW), als enige erfgenamen van zijn nalatenschap achtergelaten zijn voornoemde echtgenote, [appellante], en zijn twee kinderen, [geïntimeerden]
( x) [appellante] heeft de nalatenschap van de erflater zuiver aanvaard.
3. [geïntimeerden] hebben gevorderd:
‘bij (…) vonnis zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
1. Mevrouw [appellante] te veroordelen om aan de heer [geïntimeerde 1] te betalen een bedrag van € 21.432,33, te vermeerderen met de wettelijke rente van artikel 4:13 lid 4 BW vanaf [in 2003] (zijnde de dag dat de nalatenschap is open gevallen) tot aan de dag van opeisbaarheid van de vordering, althans een door uw rechtbank in goede justitie vast te stellen bedrag;
2. Mevrouw [appellante] te veroordelen om aan de heer [geïntimeerde 2] te betalen een bedrag van € 21.432,33, te vermeerderen met de wettelijke rente van artikel 4:13 lid 4 BW vanaf [in 2003] (zijnde de dag dat de nalatenschap is open gevallen) tot aan de dag van opeisbaarheid van de vordering, althans een door uw rechtbank in goede justitie vast te stellen bedrag;\
3. Mevrouw [appellante] te veroordelen het hiervoor genoemde aan de heer [geïntimeerde 1] te betalen bedrag, althans het door uw rechtbank in goede justitie vast te stellen bedrag te verhogen met de wettelijke rente vanaf de dag van aanspreken, derhalve 20 juli 2012, dan wel de dag van verzuim, derhalve 13 augustus 2012, tot aan de dag der algehele voldoening;
4. Mevrouw [appellante] te veroordelen het hiervoor genoemde aan de heer [geïntimeerde 2] te betalen bedrag, althans het door uw rechtbank in goede Justitie vast te stellen bedrag te verhogen met de wettelijke rente vanaf de dag van aanspreken, derhalve 20 juli 2012, dan wel de dag van verzuim, derhalve 13 augustus 2012, tot aan de dag der algehele voldoening;
5. Mevrouw [appellante] te gelasten om binnen 10 dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis, een boedelbeschrijving op te laten maken door een U.E.A. aan te wijzen notaris en/of inzage te geven in en een afschrift te geven van alle bescheiden en andere gegevensdragers, die eisers voor de vaststelling van hun aanspraken behoeven op straffe van verbeurte van een dwangsom ad € 1000,-- per dag of dagdeel dat mevrouw [appellante] weigert aan het vonnis te voldoen;
6. Mevrouw [appellante] te veroordelen tot het betalen van de buitengerechtelijke kosten ad € 904--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
7. Mevrouw [appellante] te veroordelen in de kosten van deze procedure, alsmede haar te veroordelen in de nakosten tot een (forfaitair) bedrag van € 131,-- -- aan advocaatsalaris zonder dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, te verhogen met € 68,-- indien en voor zover mevrouw [appellante] niet binnen veertien dagen na sommatie aan de veroordeling heeft voldaan en het vonnis dient te worden betekend.'
4. Het dictum van het beroepen vonnis luidt als volgt:
5.1.veroordeelt [appellante] om aan [geïntimeerde 1] te betalen een bedrag van
€ 21.432,33 (éénentwintig duizendvierhonderdtweeëndertig euro en drieëndertig eurocent), vermeerderd met de in artikel 4:13, vierde lid, BW genoemde percentage te rekenen vanaf [in 2003] tot [in 2012], en vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het totaal bedrag met ingang van 23 augustus 2012 tot de dag van volledige betaling,
5.2.veroordeelt [appellante] om aan [geïntimeerde 2] te betalen een bedrag van
€ 21.432,33 (éénentwintig duizendvierhonderdtweeëndertig euro en drieëndertig eurocent), vermeerderd met de in artikel 4:13, vierde lid, BW genoemde percentage te rekenen vanaf [in 2003] tot [in 2012], en vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het totaal bedrag met ingang van 23 augustus 2012 tot de dag van volledige betaling,
5.3.gelast [appellante] aan [geïntimeerden] binnen 14 dagen na datum vonnis inzage in
en afschrift te geven van alle bescheiden en andere gegevensdragers, die zij voor de
vaststelling van hun aanspraken behoeven,
5.4.veroordeelt [appellante] om aan [geïntimeerden] een dwangsom te betalen van
€ 500,00 per dag dat zij niet aan de in 5.3. uitgesproken veroordeling voldoet, tot een maximum van € 20.000,00 is bereikt,
5.5.veroordeelt [appellante] in de proceskosten, aan de zijde van [geïntimeerden] tot op
heden begroot op € 2.077,22,
5.6.veroordeelt [appellante] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op
€ 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [appellante] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.7.verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.wijst het meer of anders gevorderde af.'
Met betrekking tot de grieven:
5. Alvorens de grieven te behandelen komt het het hof wenselijk voor om een persoonlijke verschijning van partijen te gelasten tot het geven van inlichtingen en het beproeven van een schikking.
6. Ter gelegenheid van de comparitie van partijen zal het hof onder meer de volgende punten aan de orde stellen:
- a - het saldo van de nalatenschap van de erflaatster en de grootte van de erfdelen van [geïntimeerden] in die nalatenschap;
- b - de samenstelling van de nalatenschap van erflater op de sterfdag alsmede de waarde van de tot de nalatenschap behorende goederen en het beloop van de tot de nalatenschap behorende schulden op dat tijdstip;
- c - hetgeen [geïntimeerden] reeds aan zaken uit de nalatenschap van de erflater hebben ontvangen en de waarde daarvan.
7. Voor een doelmatige behandeling van de zaak ter comparitie-zitting acht het hof het wenselijk te beschikken over:
- a - de aangifte erfbelasting inzake de nalatenschap van de erflaatster;
- b - de aangifte erfbelasting inzake de nalatenschap van de erflater;
- c - de aanslag erfbelasting inzake de nalatenschap van de erflater;
- d - bescheiden ter zake van de nalatenschap van de erflater, zoals bankafschriften over de periode rondom het overlijden van de erflater, de bonnen ter zake van uitgaven die voor rekening van de nalatenschap komen, en stukken waaruit de waarde van de goederen van de nalatenschap, waaronder de op de sterfdag van de erflater aanwezige auto, blijkt, en stukken aangaande de verkoopopbrengst van de boot.
8. [appellante] is naar het oordeel van het hof de meest gerede partij om de hiervoor genoemde stukken ter gelegenheid van de comparitie bij akte in het geding te brengen. Mochten [geïntimeerden] - in plaats van [appellante] - de beschikking over één of meer van de genoemde stukken hebben, dan nodigt het hof hen uit om die bij akte ter gelegenheid van de comparitie in het geding te brengen. Het hof gaat ervan uit dat de advocaten van partijen zich op dit punt met elkaar verstaan.
9. Gelet op het hiervoor overwogene zal het hof beslissen als in dit dictum van dit arrest zal worden omschreven.