Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekers in hoger beroep,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
De grootouders stellen voorts dat [kind] van 20 maart 2010 tot 19 mei 2010 met toestemming van de moeder bij hen heeft verbleven. De moeder had toen een nieuwe relatie en raakte zwanger. Van onttrekking aan het ouderlijk gezag is geenszins sprake geweest. Voor de beoordeling of sprake is geweest van family-life dient de periode na 19 mei 2010 buiten de beoordeling te blijven, omdat de moeder sinds die datum niet meer is teruggekeerd naar Haarlem en zij daarom praktisch gezien met [kind] geen contact meer konden leggen. De moeder is sindsdien onbereikbaar geweest in verband met haar toevlucht naar een Blijfhuis.
(family life)als bedoeld in artikel 8 lid 1 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Daarvoor is het biologisch grootouderschap op zichzelf ontoereikend en komt het aan op de vraag of sprake is van bijkomende omstandigheden waaruit voortvloeit dat een zo nauwe persoonlijke betrekking tussen de grootouders en [kind] bestaat dat voor een onderzoek naar de rechtvaardiging van een omgangsregeling.
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat op grond van de door de grootouders genoemde feiten en omstandigheden, welke door de moeder grotendeels zijn betwist, geconcludeerd moet worden dat geen sprake is van bijkomende omstandigheden die een nauwe persoonlijke betrekking tussen de grootouders en [kind] tot gevolg hebben. Het hof onderschrijft daarom het oordeel van de rechtbank dat de grootouders niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun verzoek. Het hof verwijst naar de motivering van de rechtbank, neemt deze na eigen onderzoek over en maakt deze tot de zijne en voegt daaraan nog het volgende toe.
Ook in hoger beroep hebben de grootouders geen nieuwe feiten aangevoerd waaruit zou blijken dat sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking tussen hen en [kind]. De door de grootouders overgelegde getuigenverklaringen, video’s en foto’s waarop [kind] is te zien met grootouders acht het hof onvoldoende om bij te dragen aan het bewijs van de stelling dat sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking. Weliswaar tonen deze foto’s aan dat er wel contact is geweest tussen de grootouders en dat bezoeken van [kind] aan de grootouders hebben plaatsgevonden, maar dit alleen is naar het oordeel van het hof, tegenover de gemotiveerde betwisting van de moeder, onvoldoende bewijs om het tussen hen en [kind] bestaan van
family lifete kunnen aannemen. Daar komt bij dat vaststaat dat er vanaf mei 2010 geen contact meer is geweest tussen [kind] en de grootouders. Voor zover er al sprake zou zijn geweest in de periode voor mei 2010 van enige vorm van
family lifeis deze gelet op het tijdsverloop en op de leeftijd van [kind] (in mei 2010) inmiddels ‘verbleekt’.