In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verdeling van de huwelijksgemeenschap tussen een vrouw en een man na hun echtscheiding. De partijen waren in 2005 in gemeenschap van goederen gehuwd en hebben in 2012 de echtscheiding aangevraagd. De rechtbank Midden-Nederland had eerder in 2014 een beschikking gegeven over de verdeling van de gemeenschap, waarbij de vrouw aan de man een bedrag van € 36.706,-- moest betalen wegens overbedeling. De vrouw heeft in hoger beroep verzocht om deze beschikking te vernietigen en een nieuwe verdeling te laten vaststellen, waarbij zij aanspraak maakte op een bedrag van € 104.654,50 van de man.
Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij beide partijen in persoon zijn verschenen, bijgestaan door hun advocaten. De vrouw heeft vier grieven ingediend, terwijl de man met vijf grieven in incidenteel hoger beroep is gekomen. De grieven betroffen onder andere de waarde van de echtelijke woning, de waarde van een schip, en de verdeling van aandelen in een stamrecht BV. Het hof heeft de grieven besproken en is tot de conclusie gekomen dat de waarde van de echtelijke woning op € 195.000,-- dient te worden vastgesteld, inclusief de keuken en bouwmaterialen. Daarnaast zijn de aandelen in de stamrecht BV aan de vrouw toebedeeld, onder verrekening van de helft van de waarde met de man.
Het hof heeft ook geoordeeld dat de man uit hoofde van overbedeling een bedrag van € 57.447,-- aan de vrouw moet voldoen. De beschikking van de rechtbank is vernietigd voor wat betreft de verdeling van de gemeenschap, en het hof heeft de nieuwe verdeling vastgesteld, waarbij ook de lening bij de stamrecht BV en de verkoop van bepaalde goederen zijn geregeld. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte is afgewezen.