Uitspraak
[appellant],
Accountantskantoor Dijksterhuis en Uil,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling in hoger beroep
grieven 1 en 2gericht. Het hof zal hierna opnieuw de feiten vaststellen met inachtneming van hetgeen [appellant] onder deze grieven heeft aangevoerd. Naar de kern samengevat komen deze feiten op het volgende neer.
€ 1.498,25 inclusief BTW.
ad € 439,88, dus in totaal een bedrag van € 4.286,85. Accountantskantoor Dijksterhuis en Uil heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat zij in opdracht en voor rekening van [appellant] werkzaamheden heeft verricht, die door [appellant] niet zijn betaald.
grieven 1, 2 (voor het overige) en grief 4hebben betrekking op de vraag of [appellant] de facturen waarvan betaling wordt gevorderd aan Accountantskantoor Dijksterhuis en Uil verschuldigd is. Het gaat hier om de facturen van 18 januari 2012 en 17 oktober 2012, voor zover het de daarin opgenomen advieswerkzaamheden betreft. De overige in rekening gebrachte werkzaamheden zijn door [appellant] met de betaling van € 3.087,30 wèl volledig betaald. In de grieven klaagt [appellant] erover dat de facturen onvoldoende zijn gespecificeerd en betwist hij dat hij Accountantskantoor Dijksterhuis en Uil voor de gefactureerde werkzaamheden opdracht heeft gegeven.
Omdat het beding oneerlijk is in de zin van Richtlijn, en dus buiten toepassing gelaten dient te worden, zal het hof het beroep daarop van Accountantskantoor Dijksterhuis en Uil afwijzen. Dit geldt ook ten aanzien van de factuur van 18 januari 2012, nog daargelaten dat die stelling door Accountantskantoor Dijksterhuis en Uil eerst ter gelegenheid van de comparitie in hoger beroep is ingenomen en dus tardief is.
grief 5slaagt dus eveneens.
Grief 3, die inhoudt dat Accountantskantoor Dijksterhuis en Uil ten onrechte het door [appellant] betaalde bedrag van € 3.078,30 overeenkomstig artikel 6:43 lid 2 BW heeft afgeboekt op de factuur van 18 januari 2012, behoeft gelet op het voorgaande geen bespreking. Het belang bij de grief ontbreekt.
4.De slotsom
5.De beslissing
€ 350,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en op nihil voor verschotten, en tot aan deze uitspraak wat betreft het hoger beroep vastgesteld op € 1.896,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en op € 388,84 voor verschotten;