Uitspraak
[verzoeker],
JVH,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de vordering van JVH tot betaling van schadevergoeding ex artikel 7:677 lid 2 BW alsnog af te wijzen;
- JVH te veroordelen om binnen twee weken na de datum van de door u te wijzen beschikking aan [verzoeker] te betalen een billijke vergoeding ad € 50.000,00 bruto, althans te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding die u in goede justitie redelijk acht, te vermeerderen met de wettelijke rente indien JVH niet binnen veertien dagen na dagtekening van de beschikking overgaat tot betaling daarvan;
- JVH te veroordelen om binnen twee weken na de datum van de door u te wijzen beschikking aan [verzoeker] te betalen de transitievergoeding ad € 7.308,78, althans te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding die u in goede justitie redelijk acht, te vermeerderen met de wettelijke rente indien JVH niet binnen veertien dagen na dagtekening van de beschikking overgaat tot betaling daarvan;
- JVH te voordelen om binnen twee weken na de datum van de door u te wijzen beschikking aan [verzoeker] te betalen een vergoeding wegens onregelmatige opzegging ad € 8.069,37, althans te veroordelen tot betaling van een vergoeding wegens onregelmatige opzegging die u in goede justitie redelijk acht, te vermeerderen met de wettelijke rente indien JVH niet binnen veertien dagen na dagtekening van de beschikking overgaat tot betaling daarvan.”
3.De feiten
grief 1geklaagd over de door de kantonrechter vastgestelde feiten. Met inachtneming van deze grief en aangevuld met wat in hoger beroep is komen vast te staan zal het hof de feiten opnieuw vaststellen. Voorts wijst het hof erop dat de rechter de feiten heeft vast te stellen die voor de beoordeling van het geschil relevant zijn en dat de rechter daarbij een grote vrijheid heeft. Er is geen verplichting alle feiten vast te stellen waarover partijen het eens zijn. Voorts zal het hof enkele door [verzoeker] in grief 1 genoemde omstandigheden betrekken bij de beoordeling van zijn verzoek in hoger beroep. Hierdoor heeft [verzoeker] geen belang meer bij de beoordeling van grief 1. De feiten zijn als volgt.
2.1 Gedragsregels
Het overtreden van gedragsregels wordt als een plichtsverzuim gezien, welk plichtsverzuim tot disciplinaire maatregelen kan leiden waaronder ontslag (op staande voet).”
- “het zonder toestemming van de leidinggevende afwijken van de voorgeschreven procedures rond geldstromen;
- het niet melden van geconstateerde (kas)verschillen of het stelen/verduisteren/wegmaken van (geld)middelen;”
16. Gevonden gelden
- gevonden gelden (op de vloer, in een automaat, in kluisruimte, etc), waarvan niet duidelijk is waarbij het hoort, worden altijd in het kasboek ingegeven als positieve kascorrectie, ovv “gevonden geld”;
- gevonden gelden mogen niet zonder boeking worden bewaard.”
De geconstateerde feiten zet ik hieronder uiteen:
- U heeft tijdens uw dienst op 7 en 8 februari 2016 twee keer een muntstuk van € 2,- gevonden en deze niet geboekt conform onze procedure; het boeken van gevonden geld in ons REAC systeem;
- U heeft beide muntstukken van € 2,- achtergehouden en in uw zak gestoken. Deze muntstukken werden hiermee, op het moment dat u deze achterhield en in u zak heeft gestoken, niet traceerbaar. U heeft deze muntstukken in uw zak gestoken zonder toestemming.
4.De verzoeken aan de kantonrechter en de beoordeling daarvan
5.De beoordeling in hoger beroep
grieven 3 t/m 7in zoverre slagen dat de dringende reden voor het ontslag op staande voet ontbreekt, zodat het aan [verzoeker] gegeven ontslag op staande voet ten onrechte is gegeven.
grief 7slaagt.
grief 2, waarin hij klaagt over het door de kantonrechter gekozen uitgangspunt voor de toepassing van het bewijsrecht in Wwz-zaken, geen belang.
grief 8komt [verzoeker] op tegen de door de kantonrechter op zijn verzoek gegeven proceskostenveroordeling. Nu de grieven 3 t/m 7 voor zover gericht tegen de dringende reden slagen, heeft de kantonrechter ten onrechte de verzoeken van [verzoeker] afgewezen, zodat [verzoeker] ten onrechte in de proceskosten op zijn verzoek is veroordeeld. Dit betekent dat grief 8 slaagt.