Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
16 februari 2016
[Z](hierna: belanghebbende)
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Zwolle(hierna: de Inspecteur)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland over de erfbelasting die is opgelegd aan belanghebbende na het overlijden van zijn moeder, [A], in 2011. De rechtbank had eerder de aanslag erfbelasting vernietigd, maar de inspecteur van de Belastingdienst had deze aanslag gehandhaafd. De kern van het geschil betreft de vraag of de waarde van de overige gronden bij de woningen die deel uitmaken van het NSW-landgoed in aanmerking moet worden genomen voor de erfbelasting. Belanghebbende stelt dat de Successiewet 1956 (SW) vereist dat de waarde van de woningen wordt bepaald op basis van de WOZ-waarde, zonder dat de waarde van de overige gronden wordt meegerekend. De inspecteur daarentegen is van mening dat de waarde van het gehele NSW-landgoed, inclusief de overige gronden, aan erfbelasting is onderworpen. Het hof oordeelt dat de waarde van de overige gronden niet buiten beschouwing kan worden gelaten bij de berekening van de erfbelasting. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.