Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 februari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot vervangende toestemming voor de erkenning van een kind door de vader. De moeder, die alleen het gezag over het kind heeft, verzet zich tegen de erkenning en stelt dat dit schadelijk zou zijn voor de sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling van het kind. De vader heeft eerder geprobeerd het kind te erkennen, maar deze erkenning is vernietigd. Het hof heeft de procedure in eerste aanleg en de eerdere beschikkingen van de rechtbank Gelderland in aanmerking genomen. De moeder heeft haar bezwaren tegen de erkenning toegelicht, waarbij ze haar angst voor de gevolgen van de erkenning heeft benadrukt, mede in het licht van een gewelddadige relatie met de vader. De bijzondere curator en de Raad voor de Kinderbescherming hebben geadviseerd de erkenning toe te staan, waarbij zij de emotionele weerstand van de moeder als onvoldoende beschouwen om de erkenning te weigeren. Het hof heeft vastgesteld dat er geen reëel risico is dat de erkenning schadelijk is voor het kind en heeft de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd. De beslissing van het hof benadrukt het belang van de erkenning van de familierechtelijke relatie tussen de vader en het kind, ondanks de bezwaren van de moeder.