ECLI:NL:GHARL:2016:1797

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 maart 2016
Publicatiedatum
8 maart 2016
Zaaknummer
200.171.279/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voeging van verknochte zaken in hoger beroep op de voet van art. 222 Rv.

In deze zaak, die zich afspeelt voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, betreft het een incident tot voeging van verknochte zaken in hoger beroep. De zaak heeft betrekking op twee verschillende procedures, genummerd 200.171.279/01 en 200.178.792/01, die beide voortkomen uit geschillen tussen [appellant] en [geïntimeerden] c.s. De appellant, vertegenwoordigd door mr. H.D. Wind, heeft vorderingen ingesteld tegen [geïntimeerde1] B.V. en [geïntimeerde2], die beide betrokken zijn bij de exploitatie van windturbines. De appellant stelt dat er een agentuurovereenkomst bestaat met [geïntimeerde1], waaruit hij aanspraken op commissie of klantvergoedingen kan ontlenen. In de tweede procedure, 200.178.792/01, baseert de appellant zijn vorderingen op het feit dat hij als beloning voor zijn werkzaamheden het exploitatierecht van een windmolen heeft gekregen, maar dat de geïntimeerden tekort zijn geschoten in het beheer, wat heeft geleid tot schade voor de appellant.

Het hof heeft geoordeeld dat de zaken onderling verknocht zijn, ondanks dat de relevante feiten niet volledig gelijk zijn. De voeging van de zaken is toegewezen om de procesvoering te stroomlijnen en om te voorkomen dat er uiteenlopende beslissingen worden genomen. Het hof benadrukt dat de zelfstandigheid van de vorderingen behouden blijft, ook na de voeging. De kosten van het incident worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De verdere beslissingen in de hoofdzaken worden aangehouden, in afwachting van de indiening van de memorie van grieven in de tweede zaak.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummers gerechtshof 200.171.279/01 en 200.178.792/01
(zaaknummers rechtbank Noord-Nederland 2990938 \ CV EXPL 14-4169 en C/17/136014 / HA ZA 14-310)
arrest van 8 maart 2016 in het incident tot voeging in de zaken:
200.171.279/01
[appellant],
wonende te [A] ,
appellant,
tevens verweerder in het incident,
in eerste aanleg: eiser,
hierna te noemen:
[appellant],
advocaat: mr. H.D. Wind, kantoorhoudend te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde1] B.V.,
gevestigd te [B] ,
geïntimeerde,
verzoekster in het incident,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen:
[geïntimeerde1],
advocaat: mr. P.J. Soede, kantoorhoudend te Utrecht,
en
zaak 200.178.792/01
[appellant],
wonende te [A] ,
appellant,
in eerste aanleg: eiser in conventie, verweerder in reconventie,
hierna te noemen:
[appellant],
advocaat: mr. H.D. Wind, kantoorhoudend te Amsterdam,
tegen

1.[geïntimeerde2] ,

wonende te [C] ,
hierna:
[geïntimeerde2],
2.
[geïntimeerde1] B.V.,
gevestigd te [B] ,
hierna:
[geïntimeerde1],
geïntimeerden,
in eerste aanleg: gedaagden in conventie, eisers in reconventie,
hierna gezamenlijk:
[geïntimeerden] c.s.,
advocaat: mr. P.J. Soede, kantoorhoudend te Utrecht.
Het tussenarrest van 29 december 2015 wordt hier overgenomen.

1.De verdere loop van het geding in hoger beroep

1.1
[geïntimeerde2] heeft in de zaak met nummer 200.178.792/01 een memorie van antwoord in het incident genomen met conclusie tot toewijzing van de incidentele vordering.
1.2
Vervolgens heeft [geïntimeerde1] de stukken (aanvullend) gefourneerd voor het wijzen van arrest in het incident.

2.De beoordeling verder

2.1
Het onderhavige incident moet worden beoordeeld aan de hand van art. 222 Rv. Hierin is bepaald dat indien voor dezelfde rechter tussen dezelfde partijen en over hetzelfde onderwerp tegelijk zaken aanhangig zijn, of indien voor dezelfde rechter verknochte zaken aanhangig zijn, de voeging daarvan kan worden gevorderd. De vraag waar het in dit incident om gaat is of procedures tussen verschillende partijen kunnen worden samengevoegd, alle belangen over en weer in aanmerking nemend, waaronder die van de proceseconomie.
2.2
[geïntimeerde1] houdt zich bezig met (onder meer) het bouwen, exploiteren en beheren van (locaties voor) windturbines. [geïntimeerde2] is middellijk bestuurder van [geïntimeerde1] . [appellant] is betrokken geweest bij de totstandkoming van diverse windmolenparken.
2.3
In de zaak met nummer 200.171.279/01 gaat het kort gezegd om vorderingen van [appellant] op [geïntimeerde1] , waarbij [appellant] stelt dat tussen hem en [geïntimeerde1] een agentuurovereenkomst bestaat op grond waarvan hij jegens [geïntimeerde1] aanspraak kan maken op commissie dan wel klantvergoedingen. In de zaak met nummer 200.178.792/01 gaat het kort gezegd om vorderingen op [geïntimeerden] c.s. die [appellant] erop baseert dat hij als beloning voor zijn werkzaamheden voor [geïntimeerde1] het exploitatierecht van een windmolen heeft gekregen, maar dat [geïntimeerden] c.s. bij het beheer van die windmolen tekort zijn geschoten waardoor hij schade heeft geleden.
2.4
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat de onderhavige zaken onderling verknocht zijn. Gelijk door [geïntimeerde2] is aangevoerd, betreft het in feite één geschil met meerdere onderdelen tussen [appellant] enerzijds en [geïntimeerden] c.s. anderzijds. Weliswaar zijn de relevante feiten in beide zaken niet gelijk, maar er zijn aanmerkelijke overeenkomsten. Genoemde zaken kunnen derhalve in beginsel worden gevoegd. In beide zaken is nog niet van antwoord gediend, in zaak 200.178.792/01 moet zelfs nog van grieven worden gediend. De voortgang van de procedures zal door de voeging derhalve niet worden vertraagd.
2.5
Teneinde het procesverloop in beide zaken beter op elkaar te kunnen afstemmen en mede gelet op het belang uiteenlopende beslissingen zoveel mogelijk te vermijden, zal de incidentele vordering daarom worden toegewezen.
2.6
Het hof voegt hier aan toe dat de vorderingen, ondanks de voeging, hun zelfstandigheid behouden (HR 21 november 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC2500). Door de voeging wordt de partij in de ene zaak ook niet automatisch partij in de andere zaak (HR 21 mei 1999, ECLI:NL:HR:1999:ZC2904), althans voor zover dat nog niet het geval is. Eén en ander betekent dat de verschillende procespartijen door middel van vermelding van de zaaknummers steeds duidelijk moeten maken op welke zaak hun memories en/of akten betrekking hebben.
2.7
Gelet hierop zal de incidentele vordering worden toegewezen. Aangezien geen der partijen in het incident kan worden aangemerkt als de in het ongelijk gestelde partij, zullen de kosten van het incident worden gecompenseerd, in die zien dat iedere partij de eigen kosten draagt.
2.8
Iedere verdere beslissing in de hoofdzaken zal worden aangehouden.
De beslissing
Het hof, rechtdoende in hoger beroep:
in het incident
voegt de zaak met nummer 200.171.279/01 met de zaak met nummer 200.178.792/01;
compenseert de kosten van het incident, zodanig dat iedere partij de eigen kosten draagt;
in de hoofdzaak 200.171.279/01
verwijst de (hoofd)zaak naar de rol van
dinsdag 19 april 2016in afwachting van de indiening van de memorie van grieven in zaak 200.178.792/01; daarna verder voor memorie van antwoord;
in de hoofdzaak 200.178.792/01
verwijst de (hoofd)zaak naar de rol van
dinsdag 19 april 2016voor memorie van grieven.
Dit arrest is gewezen door mr. J.H. Kuiper, mr. H. de Hek en mr. L. Groefsema, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 8 maart 2016.