Uitspraak
de vrouw,
de man,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
De stelling van de man dat zijn huidige partner een geringe WW-uitkering ontvangt en daardoor niet in staat is in haar eigen levensonderhoud te voorzien is onvoldoende onderbouwd. De man heeft in verband daarmee slechts twee betaalspecificaties van haar WW-uitkering overgelegd. Uit de eerste betaalspecificatie blijkt dat de partner in april/mei 2014 omgerekend naar een maand een bedrag van € 942,72 per maand netto aan uitkering ontving. Zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, valt niet in te zien dat de partner daarmee in haar specifieke (woon)situatie niet geheel in haar eigen onderhoud kan voorzien, te meer daar gegevens van andere periodes ontbreken. Weliswaar blijkt uit de betaalspecificatie van juli 2015 dat zij omgerekend naar een maand nog maar een bedrag van € 668,42 per maand ontving, maar dat maakt het vorenstaande niet anders, alleen al omdat de man op geen enkele wijze heeft onderbouwd welke pogingen de partner heeft ondernomen om meer inkomsten te genereren.
Het voorgaande brengt mee dat het hof in de periode tot 1 september 2015 een aflossing van € 387,- per maand in aanmerking neemt, in de periode van 1 september 2015 tot 1 november 2015 (€ 387,- + € 350,-) € 737,- per maand en in de periode vanaf 1 november 2015 € 350,- per maand.