In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 maart 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende, [X] [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 27 januari 2015. De zaak betreft de waardevaststelling van een vrijstaande woning aan [a-straat] 37 te [Z] voor het jaar 2012, vastgesteld door de heffingsambtenaar van de gemeente Putten op € 269.000. Belanghebbende, mede-eigenaresse van de woning, heeft bezwaar gemaakt tegen deze waardevaststelling, omdat zij van mening is dat de waarde te hoog is vastgesteld. De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna zij in hoger beroep is gegaan.
Tijdens de zitting op 2 maart 2016 heeft belanghebbende haar standpunt toegelicht, waarbij zij een lagere waarde van € 240.000 of € 256.000 bepleit. De heffingsambtenaar heeft in zijn verweerschrift gesteld dat belanghebbende niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat zij geen belang zou hebben bij de beschikking. Het Hof heeft echter geoordeeld dat belanghebbende aannemelijk heeft gemaakt dat zij een fiscaal belang heeft bij de vastgestelde waarde, aangezien deze van invloed is op haar belastingverplichtingen.
Het Hof heeft de argumenten van beide partijen overwogen en geconcludeerd dat de heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak niet te hoog heeft vastgesteld. De heffingsambtenaar heeft voldoende onderbouwd dat de vergelijkingspanden vergelijkbaar zijn en dat de door hem vastgestelde waarde steun vindt in de verkoopprijs die in 2013 is gerealiseerd. Het hoger beroep van belanghebbende is ongegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd.