ECLI:NL:GHARL:2016:2565

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
31 maart 2016
Publicatiedatum
31 maart 2016
Zaaknummer
200.176.459/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor overplaatsing van kinderen naar crisispleeggezin

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 31 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vervangende toestemming voor de overplaatsing van twee minderjarige kinderen naar een crisispleeggezin. De grootmoeder van de kinderen, die in hoger beroep was gekomen, verzocht het hof om de eerdere beschikking van de rechtbank Gelderland te vernietigen. De rechtbank had op 18 juni 2015 toestemming verleend voor de overplaatsing van de kinderen, die in december 2014 in een crisispleeggezin waren geplaatst. De grootmoeder betwistte de noodzaak van deze overplaatsing en voerde aan dat de kinderen altijd goed verzorgd waren en dat er geen aanleiding was om aan haar zorg te twijfelen.

Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij de grootmoeder in persoon verscheen, bijgestaan door haar advocaat. De Jeugdbescherming Gelderland, als verweerster, voerde aan dat de overplaatsing noodzakelijk was in het belang van de kinderen, gezien de problematische thuissituatie bij de grootmoeder. Het hof heeft de argumenten van beide partijen zorgvuldig gewogen en kwam tot de conclusie dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de problemen in de opvoedingssituatie van de grootmoeder zodanig ernstig waren dat de overplaatsing van de kinderen noodzakelijk was. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het belang van de kinderen voorop stond.

De uitspraak benadrukt de rol van de voogd en de noodzaak van toestemming voor wijziging van het verblijf van minderjarigen, zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek. Het hof heeft de overwegingen van de rechtbank overgenomen en bevestigd dat de situatie bij de grootmoeder niet veilig genoeg was voor de kinderen, wat leidde tot de beslissing om de eerdere beschikking te handhaven.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, familie
zaaknummer gerechtshof 200.176.459
(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, 281272)
beschikking van 31 maart 2016
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de grootmoeder,
advocaat: mr. J. van Delft te Nijmegen
en
de gecertificeerde instelling
Jeugdbescherming Gelderland,
gevestigd te Arnhem,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[belanghebbende],
wonende te [woonplaats] ,
verder te noemen: de moeder,
en
[belanghebbenden],
wonende te Wijchen,
verder te noemen: de pleegouders.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 18 juni 2015, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 9 september 2015;
- het verweerschrift van de GI met producties, ingekomen op 16 november 2015;
- een brief van de GI van 28 januari 2016 met bijlagen, ingekomen op 29 januari 2016;
- een journaalbericht van mr. Van Delft van 23 februari 2016 met bijlagen, ingekomen op
24 februari 2016.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 3 maart 2016 plaatsgevonden. De grootmoeder is in persoon verschenen, bijgestaan door haar advocaat. Namens de GI is [A] verschenen, bijgestaan door mr. N.R. Kasteel. De moeder en de pleegouders zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Ook namens de Raad voor de Kinderbescherming is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niemand verschenen.

3.De vaststaande feiten

3.1
Uit de moeder zijn geboren:
- [kind 1] (verder te noemen: [kind 1] ), op [geboortedatum] 2008, en
- [kind 2] (verder te noemen: [kind 2] ), op [geboortedatum] 2010,
hierna te noemen: de kinderen.
3.2
Bij beschikking van 2 oktober 2012 heeft de rechtbank Arnhem de moeder ontheven van het gezag over de kinderen en Stichting Bureaus Jeugdzorg Gelderland (thans: de GI) benoemd tot voogdes.
3.3
[kind 1] woont sinds zijn geboorte bij de grootmoeder. [kind 2] is op 4 oktober 2010 met een spoedmachtiging uit huis geplaatst in een pleeggezin. Sinds 1 november 2010 is zij geplaatst bij de grootmoeder.
3.4
Tot het gezin van de gootmoeder behoorden in november/december 2014 ook kinderen van de grootmoeder:
- [kind 3] , geboren op [geboortedatum] 1998, en
- [kind 4] , geboren op [geboortedatum] 1999.
3.5
In december 2014 zijn [kind 1] en [kind 2] in een crisispleeggezin geplaatst. In juli 2015 zijn zij geplaatst bij de pleegouders, zijnde een perspectiefbiedend pleeggezin.

4.De omvang van het geschil

4.1
In hoger beroep is in geschil de door de rechtbank in de bestreden beschikking verleende vervangende toestemming voor overplaatsing van de kinderen naar een crisispleeggezin in december 2014.
4.2
De grootmoeder is in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De grootmoeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek tot vervangende toestemming van de GI alsnog af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:336a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de voogd, indien de minderjarige door een ander of anderen dan zijn voogd, als behorende tot het gezin met instemming van de voogd ten minste een jaar is verzorgd en opgevoed geworden, niet dan met toestemming van degenen die de verzorging en opvoeding op zich hebben genomen, wijziging in het verblijf van de minderjarige brengen. Lid 2 van dit artikel bepaalt dat, voor zover de volgens het vorige lid vereiste toestemming niet worden verkregen, zij op verzoek van de voogd door die van de rechtbank kunnen worden vervangen. Dit verzoek wordt slechts ingewilligd indien de kinderrechter dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk oordeelt.
5.2
De grootmoeder kan zich niet verenigen met de door rechtbank verleende toestemming om wijziging in het verblijf van [kind 1] en [kind 2] te brengen en voert daartoe aan dat niet is gebleken dat aan het wettelijk criterium was voldaan. Volgens de grootmoeder was verplaatsing van de kinderen in hun belang niet noodzakelijk. De grootmoeder betwist in dit kader niet dat er in november 2014 ruzie is ontstaan tussen de grootmoeder en [kind 3] en [kind 4] waarbij [kind 4] de grootmoeder heeft geschopt, maar de grootmoeder betwist dat [kind 1] en [kind 2] hiervan getuige zijn geweest. De grootmoeder heeft de kinderen altijd goed verzorgd en heeft vanuit school nimmer enig zorgsignaal gekregen. De grootmoeder is ook altijd open geweest over de verzorging van de kinderen en de problemen die er in haar gezinssituatie speelden. De rechtbank gaat volgens de grootmoeder ook ten onrechte uit van een momentopname, terwijl in de voorgaande jaren nooit enige aanleiding heeft bestaan om aan te nemen dat de grootmoeder de zorg voor de kinderen niet kon dragen. Daar komt bij dat de GI onrechtmatig heeft gehandeld door de kinderen zonder instemming van de grootmoeder over te plaatsen.
5.3
De GI verzoekt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen en voert daartoe aan dat overplaatsing noodzakelijk was in het belang van de kinderen. Gebleken is dat er structureel sprake is geweest van agressie en geweld tussen de grootmoeder en [kind 3] en [kind 4] . Het is onmogelijk dat [kind 1] en [kind 2] hier nimmer getuige van zijn geweest of dat zij hiervan nimmer iets hebben meegekregen, aldus de GI. Na de plaatsing in het crisispleeggezin hebben de kinderen ook verteld over de agressie in de opvoedingssituatie bij de grootmoeder. In het crisispleeggezin is voorts gebleken van de slechte verzorging door de grootmoeder: de gebitten van de kinderen waren slecht onderhouden en zij hadden lange, kromgegroeide teennagels.
Zowel bij de GI als bij Entréa bestond al langere tijd de indruk dat de thuissituatie bij de grootmoeder onvoldoende was en in het verleden is dan ook de nodige hulpverlening ingezet, maar deze is onvoldoende van de grond gekomen. In het najaar van 2014 is de situatie bij de grootmoeder geëscaleerd en was er sprake van hoog oplopende conflicten met agressie en fysiek geweld tussen de grootmoeder en [kind 3] en [kind 4] . De grootmoeder heeft volgens de GI onvoldoende inzicht gegeven in deze problematiek en legde bovendien de oorzaak van de problemen buiten zichzelf zonder te kijken naar haar eigen aandeel hierin. De veiligheid van [kind 1] en [kind 2] kon daardoor niet langer worden gegarandeerd, waarop zij zijn geplaatst in een crisispleeggezin. De GI heeft inderdaad nagelaten de rechtbank vervangende toestemming te verzoeken, maar deze omissie kan, gelet op de opvoedingssituatie bij de grootmoeder, niet leiden tot terugkeer van de kinderen bij de grootmoeder, aldus nog steeds de GI.
5.4
De rechtbank heeft in de bestreden beschikking gemotiveerd overwogen dat de problemen in de opvoedingssituatie van de grootmoeder zodanig ernstig waren dat het in het belang van [kind 1] en [kind 2] was om hun verblijfplaats te wijzigen. Het hof neemt de overwegingen van de kinderrechter dienaangaande over en maakt deze - na eigen onderzoek - tot de zijne. Naar aanleiding van hetgeen de moeder in hoger beroep heeft aangevoerd tegen de bestreden beschikking overweegt het hof, in aanvulling op de bestreden beschikking, het volgende.
Anders dan de moeder is het hof van oordeel dat de omstandigheid dat de rechtbank niet met zoveel woorden heeft overwogen dat verplaatsing van de kinderen in hun belang noodzakelijk was niet maakt dat niet aan het wettelijk criterium was voldaan. Zelfs als al moet worden aangenomen dat de kinderen nimmer getuige zijn geweest van het fysieke geweld, dat zoals ter mondelinge behandeling door de moeder verklaard onder meer heeft bestaan uit het schoppen tegen het hoofd van de grootmoeder door [kind 4] , waren de problemen in de gezinssituatie van de moeder dusdanig ernstig dat overplaatsing van [kind 1] en [kind 2] naar het oordeel van het hof op dat moment in hun belang noodzakelijk was. De noodzaak van de overplaatsing van de kinderen vindt naar het oordeel van het hof vervolgens bevestiging in de omstandigheid dat in het crisispleeggezin is gebleken dat de persoonlijke verzorging van de kinderen niet goed was met onder meer gebitsproblemen en te lange en kromgegroeide teennagels. Onder deze omstandigheden is het hof van oordeel dat de rechtbank op goede gronden en met inachtneming van het wettelijk criterium aan de GI vervangende toestemming heeft verleend voor wijziging van de verblijfplaats van de kinderen.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem,
van 18 juni 2015.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.J. Stolwerk, A. Smeeïng-van Hees en R. Feunekes, bijgestaan door mr. M. van Esveld als griffier, en is op 31 maart 2016 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.