In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende [X] [Z] tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 22 januari 2015, waarin de rechtbank het beroep ongegrond verklaarde. De zaak betreft een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2010, waarbij belanghebbende een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 43.450 had opgegeven. De inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Arnhem handhaafde de aanslag en de beschikking heffingsrente. Belanghebbende heeft in hoger beroep gesteld dat hij niet in de gelegenheid is gesteld om de mondelinge behandeling bij de rechtbank bij te wonen vanwege ziekte. Het Hof heeft de zitting op 3 maart 2016 gehouden, waarbij belanghebbende niet aanwezig was. Het Hof heeft geoordeeld dat het verzoek om uitstel van de zitting niet is ingewilligd, omdat belanghebbende niet tijdig en onderbouwd om uitstel heeft verzocht. Het Hof heeft vastgesteld dat de aanslag tijdig is opgelegd en dat de inspecteur niet in strijd heeft gehandeld met de beginselen van behoorlijk bestuur. Belanghebbende heeft niet voldaan aan de bewijslast voor de door hem geclaimde aftrekposten, waardoor het Hof concludeert dat hij geen recht heeft op de gevraagde aftrekken. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd.