Uitspraak
[appellante],
[geïntimeerde],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
"
Op 26/8/2009 bezocht patiente het spreekuur met klachten na een stomp trauma aan het linker oog: pijn, misselijkheid, duizeligheid. er was een hematoom van de oogkas mediaal links en een hematoom van de neusrug. Aanvullend werd X-orbita/neusrug gemaakt: geen afwijkingen."
"
Op een gegeven moment gingen we naar bed en toen ik in bed lag wilde ik opheldering van [geïntimeerde] over het gesprek aan tafel. Ik vertelde hem wat ik ervan vond maar hij kon zich er niet in vinden. Ik was erg emotioneel en verdrietig. Opeens keerde [geïntimeerde] mij de rug toe in bed en wilde gaan slapen. Dit maakte me woedend en kwaad. Ik was hem op dat moment nodig maar hij keerde me gewoon de rug toe. Hij liet me gewoon huilen en deed er niets mee of aan. Ik werd op een gegeven moment zo boos dat ik tegen hem schreeuwde dat hij uit bed moest gaan. Ik was echt woedend en meende het. Alle woede van deze relatie kwam er toen opeens uit. Ik heb toen met mijn voeten geprobeerd hem uit bed te drukken. Hij wilde namelijk niet uit bed gaan. Opeens pakte hij mijn beide benen vast. Ik ging rechtop zitten en hij liet niet los. Hij zei dat ik moest stoppen met schreeuwen. Hij pakte mij toen als het ware in een houdgreep vast. Hij had mij vast met zijn benen en armen. Volgens mij had hij zijn benen om die van mij geslagen en zijn armen sloeg hij om mijn lichaam. Ik kon geen kant op en was enorm bang. Op een gegeven moment zag ik kans om aan zijn haren te trekken. Ik raakte hem daarbij met een nagel onder zijn oog. Hij liep toen een klein schrammetje op. Dat was niet de bedoeling maar het gebeurde gewoon in de strijd. Opeens voelde ik een klap in mijn gezicht. Ik voelde die klap tegen mijn linkeroog komen. Ik kon niet zien hoe hij me sloeg maar hij deed dat in ieder geval en wel heel hard. Ik viel van die klap half uit bed. Ik voelde iets kraken in mijn hoofd en bijna direct proefde ik bloed in mijn mond. Ik voelde ook dat er kleine stukjes van mijn tanden af waren gebroken. Ik kreeg ook een enorme pijnscheut door mijn hoofd en nek. Het bloed kwam overigens uit mijn neus. Ik werd toen ook nog duizelig en misselijk. [geïntimeerde] stopte toen en vroeg wat hij voor me kon doen. Ik heb gevraagd of hij ijs en handdoeken wilde halen. Dit deed hij ook. Ik heb de wond gekoeld en schoongemaakt en ben gaan slapen. Ik dacht dat medische zorg wel kon wachten tot de volgende morgen. Toen ik die klap had gekregen heb ik enorm hard geschreeuwd. Ik was bang dat iemand het had gehoord."
"
Over de situatie van de nacht van 25 op 26 augustus 2009 kan ik u het volgende zeggen. Ik sliep al een paar dagen op de logeerkamer maar omdat getuige [X] kwam logeren heb ik [appellante] gevraagd of ik in ons bed kon slapen. [appellante] vond dat goed. [appellante] was heel verdrietig en we hebben een tijd liggen praten. Omstreeks 1 uur ‘s morgens ben ik gaan slapen. Om een uur of half 3 ‘s morgens kwam er een woede uitbarsting van [appellante] en zij begon met haar voeten in mijn rug te trappen. Ik heb hierop haar benen gefixeerd. Ik wilde haar stoppen en heb ook geroepen ‘stop alsjeblieft’. Toen werd het rustig en vroeg ik of het ging, toen kwam de tweede golf en sloeg [appellante] mij op mijn hoofd. Er ging een nagel langs mijn ogen, mijn huid was ook beschadigd. Ik heb hier de volgende dag ook een foto van gemaakt, toen ik me realiseerde wat er was gebeurd. Ik vond het heel bedreigend en heb in wanhoop een keer met mijn vuist achteruit gehaald. Ik voelde dat ik iets raakte. [appellante] moet hierdoor ergens tegenaan zijn geslagen. Ik kon niets zien want het gebeurde achter mij. Ik lag op mijn zij, ik had de benen van [appellante] vast en heb met mijn rechtervuist langs mijn rechteroor uitgehaald. Ik heb een tekening gemaakt van deze worsteling. Deze staat in mijn dagboek. Ik was het weekend voor deze gebeurtenis begonnen met het bijhouden van een
“
De volgende ochtend werd ik door [geïntimeerde] gewekt. Hij had het ontbijt klaargemaakt en zei dat [appellante] nog in bed lag omdat zij erg moe was. Hoewel ik dit vreemd vond, heb ik met hem ontbeten. Hij vertelde hoe blij hij was met mijn komst en de avond daarvoor. Het bleef aan mij knagen dat [appellante] er niet was en vlak voor mijn vertrek zei ik dat ik naar boven ging om afscheid te nemen. Toen ik de deur van de slaapkamer opendeed draaide zij zich in bed van mij af. Ik moest naar mijn afspraak en zei dat ik haar zou bellen vanuit de auto. Toen ik dat deed vertelde zij mij dat [geïntimeerde] haar die nacht erg had geslagen en ze veel last van haar hoofd had. Op mijn advies is ze diezelfde dag naar de dokter gegaan. [appellante] bleef veel last van haar hoofd houden en eind oktober / begin november was zij zover dat zij met mij naar de politie ging om aangifte te doen.”
Voorafgaand aan het voorval sliep ik enkele nachten op eigen initiatief in het logeerbed omdat er spanningen binnen de relatie waren. Door omstandigheden kon dit op 25 augustus niet, waarop ik mevr. [appellante] , mijn toenmalige partner, de vraag stelde of ik in mijn eigen bed (de linkerhelft van ‘het ouderlijk bed in huis’) kon slapen met nadrukkelijk de vraag of we dat beiden aankonden. Zij heeft hier zeer bewust bevestigend op geantwoord waarna we daar, naast elkaar, zijn gaan slapen.
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4.De beoordeling van de grieven en de beoordeling
grief 1, waarmee zij opkomt tegen de vaststelling van de feiten door de rechtbank. Overigens miskent [appellante] met deze grief dat er geen rechtsregel is die de rechter verplicht alle door de ene partij gestelde en door de andere partij erkende of niet weersproken feiten als vaststaand in de uitspraak te vermelden. Het staat de rechter vrij uit de tussen partijen vaststaande feiten die selectie te maken welke hem voor de beoordeling van het geschil relevant voorkomt. Het hof heeft dan ook niet alle door [appellante] aangehaalde feiten in de vaststelling van de feiten opgenomen.
de grieven 2 tot en met 4, die met elkaar samenhangen en die het hof om die reden tezamen zal bespreken, komt [appellante] op tegen (diverse aspecten van) het oordeel van de rechtbank dat de vordering van [appellante] niet toewijsbaar is. Met deze grieven legt [appellante] de vraag of [geïntimeerde] onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld in volle omvang aan het hof voor.
[geïntimeerde] heeft deze feiten, en daarmee de feitelijke grondslag van de vordering van [appellante] , met de door hemzelf geschetste feitelijke toedracht gemotiveerd betwist. Naar het oordeel van het hof heeft [appellante] met de door haar overgelegde verklaring de door haar gestelde feiten niet (al dan niet voorshands) bewezen. Daartoe overweegt het hof het volgende.
5.De beslissingHet gerechtshof:
26 augustus 2006 vastgestelde letsel heeft opgelopen;
beidepartijen, van hun advocaten en van de getuigen zal opgeven op de roldatum
17 mei 2016waarna de raadsheer-commissaris dag en uur van het verhoor (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) vaststelt;